Ga verder naar de inhoud

KC21/23-0030

Non fondée KC - Merksplas Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - TOEREKENBAARHEID - MOTIVERING

In haar schriftelijk verweer stelt de directie dat ook de medegedetineerde gehoord werd. Artikel 144 §5, laatste lid Basiswet bepaalt dat het horen van getuigen in aanwezigheid van de gedetineerde dient plaats te vinden. In voorliggend dossier werden beiden afzonderlijk gehoord. Uit de motivering blijkt echter geenszins dat de directie bij het nemen van de tuchtbeslissing rekening heeft gehouden met verklaringen van de medegedetineerde. Ook uit het verslag van de tuchtzitting blijkt dat de directie volledig is voortgegaan op de inhoud van het RAD. Er kan volgens de klachtencommissie dan ook niet besloten worden tot een schending van de rechten van klager die aanleiding moet geven tot de nietigheid van de tuchtbeslissing.

De klachtencommissie acht het redelijk dat de directie de in het RAD opgenomen feiten bewezen achtte en ze aan klager toerekende. Klager voerde ter tuchtzitting geen tegenindicaties aan inzake het reiken naar de broekzak van de medegedetineerde, doch stelde enkel dat hij hem niet aanraakte. Hij weerlegde op geen enkele wijze de vaststellingen, maar verklaarde ze enkel op basis van een verhaal van afpersing.

De directie kwalificeerde feiten als de opzettelijke aantasting van de orde (artikel 129, 5° Basiswet), gelet op het gegeven dat het incident zich voordeed tijdens het lossen voor de wandeling. De klachtencommissie acht deze kwalificatie correct en afdoende gemotiveerd.

Klager kreeg 5 dagen ATV. De klachtencommissie acht deze sanctie wettelijk en redelijk. De klacht is ongegrond.