Ga verder naar de inhoud

BC/23-0069

Fondée Beroepscommissie Commission d'Appel Disciplinaire
TUCHT - BEWIJS - CAMERABEELDEN

Na een handgemeen met een medegedetineerde tijdens het lossen van de wandeling werd er in hoofde van de klager 5 dagen ATV uitgesproken. Het handgemeen zou er immers gekomen zijn nadat de klager iets uit de broekzak van zijn medegedetineerde trachtte te nemen. Op de tuchthoorzitting wierp de klager op dat de feiten in het RAD, opgesteld na het handgemeen, niet correct zouden zijn. Hij verzoekt de directie om de camerabeelden te bekijken, die volgens hem uitsluitsel zullen bieden. De directie antwoordt echter dat de camerabeelden niet meer beschikbaar zijn, omdat er reeds drie dagen verstreken zijn sinds het incident.

De klachtencommissie beoordeelde de klacht ongegrond. De directie mocht zich volgens haar, voor het bepalen van de tuchtsanctie, beroepen op de feiten in het RAD zonder de camerabeelden te raadplegen.

De beroepscommissie ziet dit anders. Vooreerst benadrukt zij dat een tuchtoverheid bij de uitoefening van haar tuchtbevoegdheid een discretionaire beoordelingsbevoegdheid heeft. Het rapport aan de directeur dat een penitentiair beambte opstelt wanneer hij een feit vaststelt waarvan hij vermoedt dat het een tuchtrechtelijke inbreuk uitmaakt, zoals artikel 144 van de basiswet voorschrijft, is een gegeven waarop de directie haar beoordeling van het bestaan en de ernst van de feiten kan steunen. Dit neemt niet weg dat wanneer de feiten worden betwist, het de directie toekomt rekening te houden met het verweer van de gedetineerde om de bewijswaarde van het rapport te beoordelen. In haar onderzoek dient de directie uiteraard steeds de zorgvuldigheidsplicht in acht te nemen.

Aldus stelt de beroepscommissie vast dat er op de directie geen verplichting rust om camerabeelden te bekijken wanneer de gedetineerde hiernaar vraagt voor zover er geen tegenindicaties zijn waardoor getwijfeld kan worden aan de feiten zoals beschreven in het RAD. De directie beslist in dat geval autonoom of zij het bekijken van de camerabeelden nuttig acht. Zij dient zich wel alle nuttige informatie te laten bezorgen voor de beoordeling van de zaak.

In deze concrete zaak is de beroepscommissie van oordeel dat de directie zich, gelet op de verklaringen van klager, niet zomaar kon baseren op de inhoud van het RAD om tot een bewezenverklaring van de feiten te komen. De beroepscommissie meent dan ook dat de directie het verhaal van klager verder had moeten onderzoeken vooraleer zij de tuchtrechtelijke inbreuk als bewezen kon beschouwen. Minstens had zij moeten ingaan op de vraag van klager om de camerabeelden te bekijken.

Om die reden vernietigt de beroepscommissie de beslissing van de klachtencommissie, alsook de tuchtbeslissing zoals die door de directie genomen werd.