Ga verder naar de inhoud

KC21/22-0030

Fondée Irrecevable KC - Merksplas Commission des plaintes Pas de décision du directeur Mesure d'ordre
GEEN BESLISSING DIRECTEUR - ARBEID - ORDEMAATREGEL - TELEFONIE

Het multidisciplinair opgesteld handelingsplan geeft bepaalde indicaties inzake geschikte tewerkstellingsplaatsen voor klager. Het toewijzen van arbeid is echter een bevoegdheid van de directeur die steeds wordt uitgeoefend na een werkaanvraag van de gedetineerde. De Klachtencommissie stelt vast dat er vanuit klager géén concrete aanvraag kwam om binnen een bepaalde functie tewerkgesteld te worden. Aangezien er geen aanvraag was, werd er door de directeur ook geen beslissing genomen die door de Klachtencommissie getoetst kan worden op wettelijkheid en redelijkheid. Evenmin is er sprake van een verzuim om een beslissing te nemen. De klacht is voor dit aspect onontvankelijk.
Het feit dat er geen duidelijke, schriftelijke beslissing werd genomen ten aanzien van klager waaruit voor hem bleek op welke juridische basis hij aan bepaalde telefoniebeperkingen onderworpen werd, in combinatie met het feit dat hij onder het statuut van geïnterneerde valt, maakt dat het hem volgens de Klachtencommissie niet verweten kan worden dat hij niet binnen de termijn van 7 dagen een klacht indiende tegen de beperkingen opgelegd door het handelingsplan. Anders oordelen zou de effectiviteit van het klachtenrecht volledig uithollen. Het feit dat de beperkingen opgelegd werden aan de hand van een handelingsplan, opgesteld door een multidisciplinair team waarin weliswaar de directie betrokken partij is, maar de psychiater de beslissingsbevoegdheid in verband met de telefoniebeperkingen lijkt te hebben, maakt volgens de Klachtencommissie zelfs dat er in casu een geval voorligt van het verzuim om een beslissing te nemen, voorzien in artikel 148, tweede lid van de Basiswet. De klacht is voor dit aspect ontvankelijk.
De Klachtencommissie heeft begrip voor de wens van de directie om ten aanzien van klager vooral gedragsmatig en multidisciplinair te werken. Het vooropstellen van een therapeutische aanpak kan echter niet tot gevolg hebben dat de bepalingen van de Basiswet terzijde worden geschoven. De wetgever bepaalde immers uitdrukkelijk dat de bepalingen van de Basiswet ook van toepassing zijn op geïnterneerden (artikel 167 §1 van de Basiswet). Het werken met een handelingsplan kan er dan ook niet toe leiden dat er aan klager beperkingen van zijn rechten worden opgelegd, parallel aan de beperkingen zoals voorzien in de Basiswet, zonder dat klager daarbij bepaalde wettelijke waarborgen geniet. Wanneer de directie van oordeel is dat er aan klager bepaalde telefoniebeperkingen dienen opgelegd te worden, dient ze hiertoe een ordemaatregel te nemen zoals bedoeld in artikel 64 §3 van de Basiswet. In casu was er géén sprake van een gemotiveerde beslissing van de directeur die schriftelijk aan klager werd meegedeeld zoals bepaald in artikel 64 §3, tweede lid van de Basiswet. Klager haalde aan dat hij het handelingsplan pas onder ogen kreeg in het kader van de klachtenprocedure. Bovendien worden niet alle beperkingen hierin gespecificeerd. Daarenboven lijkt het de psychiater te zijn die de beslissingsbevoegdheid heeft in verband met de telefoniebeperkingen, niet de directeur. De beperking van de telefonierechten van klager doorstaan dan ook geenszins de toets van de wettelijkheid. De klacht is gegrond. De Klachtencommissie draagt de directie op om ten aanzien van klager een beslissing te nemen die voldoet aan de voorwaarden van artikel 64 §3 van de Basiswet.