Ga verder naar de inhoud

KC16/20-0021

Fondée KC - Leuven Centraal Commission des plaintes Autre décision directeur Disciplinaire
TUCHT - ZORGVULDIGHEIDSPLICHT - GETUIGEN - SUBSIDARITEIT - PUNTENSYSTEEM

De Klachtencommissie is van oordeel dat de feitenvinding onzorgvuldig is gebeurd, dat de feiten niet nauwkeurig zijn vastgesteld en dat de directie dus niet in redelijkheid en billijkheid de feiten voor bewezen kon houden.
Men kan niet verwachten van een gevangenisdirectie dat zij alle getuigen en medegedetineerden hoort die mogelijk in de buurt van het incident waren. In casu was de medegedetineerde bij het hele voorval aanwezig geweest, zou hij samen op cel zitten met klager, zou hij klager hebben weggetrokken, enzovoort. De Klachtencommissie kan klager dan ook volgen waar hij niet begrijpt waarom zijn medegedetineerde niet werd gehoord als getuige.
Gelet op de afgelegde verklaringen op de zitting van de Klachtencommissie en het in de observatienota beschreven gedrag van de klager betreurt de Klachtencommissie dat de directie zich uitdrukkelijk verzet heeft tegen een bemiddeling. Beide partijen toonden zich op de zitting van Klachtencommissie inschikkelijk en begripvol voor elkaars standpunt. De beslissing om de gedetineerde tuchtrechtelijk te bestraffen is genomen in strijd met het subsidiariteitsbeginsel.

Klager kreeg naar aanleiding van de tuchtbeslissing 5 punten opgelegd. De Basiswet bepaalt dat een gedetineerde tuchtrechtelijk niet gestraft mag worden voor andere inbreuken en met andere sancties dan die welke omschreven worden door deze wet. De directie bevestigde en herhaalde zelf meermaals de onlosmakelijke verknochtheid tussen een tuchtovertreding en punten. Zij is hierin duidelijk: wie een tuchtinbreuk pleegt, wordt tuchtrechtelijk bestraft én krijgt punten.  De klachtencommissie kan uit dit alles niet anders dan afleiden dat de directie met het opleggen van de punten aan klager een duidelijke intentie tot bestraffen had, buiten het wettelijke kader van de Basiswet om.  

De klachten zijn gegrond.