Ga verder naar de inhoud

KC09/20-0015

Fondée KC - Gent Commission des plaintes Disciplinaire
TAAL - TUCHT

De klacht is gericht tegen een tuchtbeslissing die door de directeur ten aanzien van klager werd genomen.
De Klachtencommissie merkt op dat de klacht in het Nederlands werd genoteerd, doch dat de redenen waarom klager het niet eens is met de beslissing in het
Engels werden uiteengezet. Uit artikel 150, §3 van de Basiswet volgt echter dat klachten ingediend bij een Klachtencommissie in Vlaanderen, in het Nederlands moeten worden ingediend.

De klachtencommissie is van oordeel dat een gedetineerde in de mogelijkheid moet worden gesteld de inhoud en inlichtingen die hem worden verstrekt te kunnen begrijpen, des te meer in het kader van een tuchtprocedure. Bij een vermoeden of kennisname van een tuchtrechtelijke inbreuk, dient de gedetineerde schriftelijk in kennis te worden gesteld van de tenlastelegging, van het feit dat tegen hem een tuchtprocedure zal worden opgestart, dat hij zijn tuchtdossier kan raadplegen en dat hij gehoord zal worden door de directie.
De Basiswet (artikel 144) voorziet dat de gedetineerde die de schriftelijke tenlastelegging niet kan lezen, of die de taal ervan niet verstaat, in de gelegenheid te worden gesteld de inhoud en de omschrijving van de tenlastelegging te verstaan. De directeur dient de gedetineerde tijdens de tuchtrechtelijke hoorzitting eveneens in een taal die hij kan verstaan in kennis te stellen van de hem ten laste gelegde feiten. Tot slot dient een gedetineerde mondeling, in een taal die hij kan verstaan, en schriftelijk in kennis gesteld te worden van de beslissing en van de beweegredenen waarop zij steunt. Tot slot moet een gedetineerde, zowel bij de mondelinge als bij de schriftelijke mededeling van de tuchtbeslissing, in kennis moet worden gesteld van de mogelijkheid om een klacht in te dienen.

De Klachtencommissie merkt op dat deze mogelijkheid op de schriftelijke mededeling van de bestreden tuchtbeslissing niet vermeld wordt. Het is voor de Klachtencommissie verder onmogelijk om na te gaan of klager mondeling dan wél in een taal die hij kon verstaan werd ingelicht over 1) de beklagwaardige tuchtbeslissing, 2) de mogelijkheid tot het indienen van een klacht en 3) dus zeker niet of hem (correct) werd meegedeeld hoe hij dit op een ontvankelijke
wijze diende te doen. De Klachtencommissie kan enkel met zekerheid vaststellen dat de gedetineerde in de schriftelijke tuchtbeslissing niét werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot het indienen van een klacht. De Klachtencommissie is dan ook van oordeel dat klager niet werd geïnformeerd over de beklagwaardige tuchtbeslissing, noch dat hij (eveneens in een taal die hij kon verstaan) werd ingelicht over de mogelijkheid tot het indienen van een klacht en gezien het alleszins vaststaat dat aan klager geen bijstand werd verleend bij het opstellen van de klacht, hoewel de directie duidelijk wist dat hij de toepasselijke proceduretaal niet kende. Het kan klager niet verweten worden dat hij zijn klacht op eigen houtje indiende en ze gedeeltelijk in het Engels neerpende.

De penitentiaire instelling heeft volgens de Klachtencommissie nagelaten om klager correct in te lichten en eventueel bijstand te verlenen. Om die reden is de Klachtencommissie van oordeel dat soepelheid aan de dag moet worden gelegd. Er anders over oordelen zou overigens in strijd zijn met de geest van de Basiswet, die een doeltreffende klachtenprocedure voor ogen had die laagdrempelig is en aan de gedetineerde snel en eenvoudig de kans geeft gehoord te worden.
De klacht is ontvankelijk.

Naar aanleiding van een tuchtrapport besloot de directeur een tuchtprocedure op te starten. Het document werd aan het tuchtdossier gevoegd, doch is het de Klachtencommissie onduidelijk of de gedetineerde hiervan in kennis werd gesteld. De Klachtencommissie wijst erop dat de gedetineerde die de schriftelijke tenlastelegging niet kan lezen, of die de taal ervan niet verstaat, in de gelegenheid dient te worden gesteld de inhoud en de omschrijving van de tenlastelegging te verstaan. De directie kan niet aantonen dat dit wel degelijk gebeurde. De Klachtencommissie acht het dan ook geloofwaardig dat klager inderdaad niet verstaan heeft wat er hem ten laste werd gelegd en dat hij niet in de mogelijkheid werd gesteld beroep te doen op een advocaat.
De klacht is gegrond.