Ga verder naar de inhoud

KC05/20-0021

Non fondée KC - Brugge Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - RECHT VAN VERDEDIGING

Een rapport aan de directeur (RAD) gaf aanleiding tot het opstarten van een tuchtprocedure. Volgens klager zou de beambte in zijn rapport aan de directeur niet de waarheid hebben geschreven. De Klachtencommissie wijst er echter op dat het rapport aan de directeur het document bij uitstek is waarbij tuchtfeiten worden vastgesteld en dat de aanleiding kan vormen voor het opstarten van een tuchtprocedure, overeenkomstig de Basiswet. De Klachtencommissie wenst te benadrukken dat de gevangenisdirecteur vrij de bewijswaarde van dergelijk rapport bepaalt en dat er in principe dient te worden uitgegaan van een vermoeden van objectiviteit en deskundigheid in hoofde van de beambte.

Bovendien stelt de Klachtencommissie vast dat klager tijdig en op regelmatige wijze werd ingelicht over het feit dat tegen hem een tuchtprocedure werd opgestart en werd uitgenodigd voor een tuchthoorzitting. Klager weigerde de mededeling echter te tekenen. Hij liet daarenboven ook na om te verschijnen op de tuchthoorzitting en weigerde gehoord te worden. Er werd klager dus wel degelijk een eerlijke kans geboden eventuele opmerkingen op het rapport aan de directeur, alsook een eventuele medische problematiek aan te kaarten tijdens de tuchtrechtelijke hoorzitting, doch klager liet na deze mogelijkheid aan te grijpen. De directeur kon dan ook redelijkerwijze voortgaan op het rapport aan de directeur en gaf hier naar het oordeel van de Klachtencommissie een passend gevolg aan.

De klacht is ongegrond.