Autres informations et services officiels:
www.belgium.be
TUCHT - RELIGIE - TOEREKENBAARHEID
De klacht is gericht tegen een tuchtbeslissing.
Klager kreeg een tuchtsanctie van acht dagen geen open regime waarvan vier dagen voorwaardelijk gedurende twee maanden voor ‘het geen gevolg geven aan de aanmaningen en de bevelen van het personeel’ (inbreuk van de tweede categorie).
Klager werd gesanctioneerd voor het geen gevolg geven aan de bevelen van het personeel, dat hem aanmaande om zijn haarbeschermer, die klager onder andere om religieuze redenen draagt, van zijn hoofd te halen.
Gelet hierop, moet de klachtencommissie zich buigen over de vraag of er sprake is van een schending van klagers recht op levensbeschouwing.
Artikel 71, §1 van de Basiswet, waarin het recht van de gedetineerde om zijn godsdienst of individuele levensbeschouwing te beleven wordt gewaarborgd, maakt geen onderscheid tussen een wel of niet erkende geloofsovertuiging.
Ook de European Prison Rules maken dit onderscheid niet. Deze bepalen (29.1 - 29.3) dat de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst van gedetineerden dient te worden gerespecteerd. Hierbij dient de gevangenis ervoor te zorgen dat de gedetineerde zijn godsdienst kan beleven, bijvoorbeeld door rekening te houden met het dieet van de gedetineerde of het organiseren van een eredienst.
De European Prison Rules verwijzen naar artikel 9 van het EVRM, nl. de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst omvat, onder meer, de vrijheid om zijn godsdienst zowel in het openbaar als privé te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
Dit fundamenteel recht blijft dus gewaarborgd tijdens detentie.
Hoewel het recht op religie fundamenteel is, is dit niet absoluut maar relatief. Dit betekent dat het ingeperkt kan worden wanneer i) dit bij wet voorzien is, ii) een legitiem doel nastreeft, iii) en proportioneel is aan het legitieme doel.
De eerste vraag die de klachtencommissie moet beantwoorden, is of zij meent dat Rastafari een levensbeschouwing is die valt onder het toepassingsgebied van artikel 9 EVRM.
Ondanks dat Rastafari niet officieel erkend wordt als levensbeschouwing in België, erkent de klachtencommissie dit als een individuele levensbeschouwing. Het spreekt volgens de klachtencommissie voor zich dat de geloofs- of levensbeschouwing van een gedetineerde zo veel als mogelijk moet worden gerespecteerd, ook wat betreft zijn klederdracht.
Ten tweede moet de klachtencommissie toetsen aan de voorwaarden om het recht op religie te beperken. De klachtencommissie meent dat er geen legitiem doel is en dat de beperking niet proportioneel is; ook al was er sprake van een veiligheidsargument, dan nog kan de directie aan klager ad hoc vragen om zijn haar te controleren alvorens hij, bijvoorbeeld, zijn verblijfsruimte verlaat.
De klachtencommissie meent dat de feiten dan ook niet konden gezien worden als een tuchtinbreuk en dat klager niet verweten kon worden dat hij zich verzette tegen een bevel dat in strijd was met zijn recht op religie. Klager kon niet gesanctioneerd worden voor het zich verzetten tegen een bevel dat op zichzelf onwettig was. Met andere woorden, had de directie geen tuchtsanctie mogen opleggen wegens het niet naleven van het bevel om klagers haarbeschermer af te zetten. Dit is in strijd met artikel 9 van het EVRM. Hieruit volgt dat de tuchtbeslissing onwettig is en de klacht gegrond.
De klachtencommissie vernietigt de bestreden tuchtbeslissing en draagt aan de directie op om deze te verwijderen uit het tuchtregister van klager.
De klacht is gericht tegen een tuchtbeslissing.
Klager kreeg een tuchtsanctie van acht dagen geen open regime waarvan vier dagen voorwaardelijk gedurende twee maanden voor ‘het geen gevolg geven aan de aanmaningen en de bevelen van het personeel’ (inbreuk van de tweede categorie).
Klager werd gesanctioneerd voor het geen gevolg geven aan de bevelen van het personeel, dat hem aanmaande om zijn haarbeschermer, die klager onder andere om religieuze redenen draagt, van zijn hoofd te halen.
Gelet hierop, moet de klachtencommissie zich buigen over de vraag of er sprake is van een schending van klagers recht op levensbeschouwing.
Artikel 71, §1 van de Basiswet, waarin het recht van de gedetineerde om zijn godsdienst of individuele levensbeschouwing te beleven wordt gewaarborgd, maakt geen onderscheid tussen een wel of niet erkende geloofsovertuiging.
Ook de European Prison Rules maken dit onderscheid niet. Deze bepalen (29.1 - 29.3) dat de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst van gedetineerden dient te worden gerespecteerd. Hierbij dient de gevangenis ervoor te zorgen dat de gedetineerde zijn godsdienst kan beleven, bijvoorbeeld door rekening te houden met het dieet van de gedetineerde of het organiseren van een eredienst.
De European Prison Rules verwijzen naar artikel 9 van het EVRM, nl. de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst omvat, onder meer, de vrijheid om zijn godsdienst zowel in het openbaar als privé te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
Dit fundamenteel recht blijft dus gewaarborgd tijdens detentie.
Hoewel het recht op religie fundamenteel is, is dit niet absoluut maar relatief. Dit betekent dat het ingeperkt kan worden wanneer i) dit bij wet voorzien is, ii) een legitiem doel nastreeft, iii) en proportioneel is aan het legitieme doel.
De eerste vraag die de klachtencommissie moet beantwoorden, is of zij meent dat Rastafari een levensbeschouwing is die valt onder het toepassingsgebied van artikel 9 EVRM.
Ondanks dat Rastafari niet officieel erkend wordt als levensbeschouwing in België, erkent de klachtencommissie dit als een individuele levensbeschouwing. Het spreekt volgens de klachtencommissie voor zich dat de geloofs- of levensbeschouwing van een gedetineerde zo veel als mogelijk moet worden gerespecteerd, ook wat betreft zijn klederdracht.
Ten tweede moet de klachtencommissie toetsen aan de voorwaarden om het recht op religie te beperken. De klachtencommissie meent dat er geen legitiem doel is en dat de beperking niet proportioneel is; ook al was er sprake van een veiligheidsargument, dan nog kan de directie aan klager ad hoc vragen om zijn haar te controleren alvorens hij, bijvoorbeeld, zijn verblijfsruimte verlaat.
De klachtencommissie meent dat de feiten dan ook niet konden gezien worden als een tuchtinbreuk en dat klager niet verweten kon worden dat hij zich verzette tegen een bevel dat in strijd was met zijn recht op religie. Klager kon niet gesanctioneerd worden voor het zich verzetten tegen een bevel dat op zichzelf onwettig was. Met andere woorden, had de directie geen tuchtsanctie mogen opleggen wegens het niet naleven van het bevel om klagers haarbeschermer af te zetten. Dit is in strijd met artikel 9 van het EVRM. Hieruit volgt dat de tuchtbeslissing onwettig is en de klacht gegrond.
De klachtencommissie vernietigt de bestreden tuchtbeslissing en draagt aan de directie op om deze te verwijderen uit het tuchtregister van klager.
Un dossier d'appel a été ouvert avec la référence BC/24-0378