Ga verder naar de inhoud

BC/23-0253

Non fondée Beroepscommissie Commission d'Appel Fouille à corps
FOUILLERING OP HET LICHAAM

Bij de plaatsing in de beveiligde cel werd de klager onderworpen aan een fouillering op het lichaam zonder schriftelijke gemotiveerde beslissing van de directeur. De omstandigheid dat de overbrenging naar de beveiligde cel door de politie werd uitgevoerd en dat de politie tijdens deze overbrenging de betrokkene aan een naaktfouillering onderwierp, brengt niet mee dat artikel 108 van de basiswet niet meer van toepassing zou zijn.
Artikel 23, § 5, van de wet op het politieambt belast de politie in de in die bepaling bedoelde omstandigheden met de handhaving van de orde en de veiligheid. Deze bepaling brengt als zodanig niet mee dat de bepalingen van de basiswet niet meer van toepassing zouden zijn. De wet op het politieambt biedt bovendien geen eigen wettelijke grondslag voor een fouillering op het lichaam in het bedoelde geval. Artikel 28, § 3, van de wet op het politieambt omvat niet de fouillering, al wordt zij door de politie uitgevoerd, als controlemaatregel bij de uitvoering van de beslissing van de gevangenisdirectie dat een gedetineerde bij wijze van voorlopige maatregel in de beveiligde cel van de gevangenis moet worden ondergebracht.
Wanneer de politie wordt gevorderd om in de plaats van het penitentiair personeel een gedetineerde in de beveiligde cel te plaatsen en daarbij een fouillering op het lichaam uit te voeren, zijn de regels van toepassing die gelden voor de plaatsing van de gedetineerde in de beveiligde cel en de fouillering op het lichaam waartoe het penitentiaire personeel zelf overgaat. De loutere uitvoering van deze handelingen door de politie in de plaats van het penitentiair personeel wijzigt niets aan de bevoegdheid van de directie om te beslissen dat de betrokkene in de beveiligde cel wordt ondergebracht en een dergelijke fouillering moet ondergaan. De noodzaak om over te gaan tot een fouillering op het lichaam wordt evenmin beïnvloed door de vraag wie de overbrenging naar de beveiligde cel uitvoert.
Het komt dan ook de directie toe, wanneer zij de bijstand van de politie vordert om een gedetineerde naar de beveiligde cel over te brengen, erop toe te zien dat de politie handelt in overeenstemming met de bepalingen van de basiswet en dat de nodige beslissingen worden genomen om de rechtmatigheid van deze handelingen vanuit het oogpunt van de basiswet te waarborgen. Artikel 108, § 2, vereist voor de fouillering op het lichaam dat er sprake is van individuele aanwijzingen dat het onderzoek aan de kledij niet volstaat om na te gaan of de gedetineerde in het bezit is van voorwerpen of substanties die verboden of gevaarlijk kunnen zijn en dat de directie een gemotiveerde schriftelijke beslissing aan de gedetineerde bezorgt. Deze voorwaarden zijn niet vervuld. De klachtencommissie verklaarde de klacht terecht gegrond.