Ga verder naar de inhoud

KC32/23-0054

Non fondée KC - Turnhout Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - TOEREKENBAARHEID - MOTIVERING - SANCTIE

In het voorliggend dossier heeft de directeur zich voor het bewezen zijn van de feiten gebaseerd op twee RAD’s van 20 maart 2023. Klager voert in zijn klacht aan dat hij niet ter tuchtzitting verscheen omdat hij ziek was. De klachtencommissie stelt vast dat noch klager noch zijn advocate (die wél ter tuchtzitting aanwezig was) om een uitstel vroegen. Bovendien had klager desgewenst zijn verweermiddelen in elk geval nog schriftelijk uiteen kunnen zetten (artikel 144 §5, vierde lid Basiswet). In zijn klacht betwist klager de feiten, maar hij voert daarbij geen concrete tegenindicaties aan die twijfels doen rijzen omtrent de waarachtigheid van de RAD’s. Gelet op al deze elementen is de klachtencommissie niet van oordeel dat de tuchtzitting plaatsvond met miskenning van de rechten van verdediging van klager.

De klachtencommissie acht het redelijk dat de directie louter voortging op de materiële vaststellingen zoals opgenomen in de twee RAD’s, de feiten bewezen achtte en aan klager toerekende. De directie kwalificeerde de feiten als het bezit van of de handel in door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties (artikel 129, 7° Basiswet), het bezit of gebruik van technologische middelen die onregelmatige communicatie met de buitenwereld mogelijk maken (artikel 129, 9° Basiswet) en het op onregelmatige wijze communiceren met een medegedetineerde of met een persoon vreemd aan de gevangenis (artikel 130, 5° Basiswet). De klachtencommissie acht deze kwalificaties correct en afdoende gemotiveerd.

Klager pleegde twee inbreuken van de eerste categorie en één inbreuk van de tweede categorie. Bij samenloop tussen tuchtrechtelijke inbreuken worden de verschillende inbreuken bestraft als één tuchtrechtelijke inbreuk van dezelfde categorie als de zwaarste van de samenlopende tuchtinbreuken (artikel 143 §2 Basiswet). In geval van een inbreuk van de eerste categorie kan de afzondering in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte voor een maximumduur van 30 dagen worden opgelegd (artikel 132, 3° Basiswet). Klager kreeg bij tuchtbeslissing van 14 maart 2023 echter al een tuchtsanctie van 21 dagen ATV (KC32/23-0051). Hij pleegde de feiten in voorliggend dossier aldus tijdens de uitvoering van deze eerste sanctie. Klager kon bij de tuchtbeslissing van 23 maart 2023 maximum 9 dagen ATV ‘bijkrijgen’. De opgelegde sanctie van 9 dagen ATV is wettelijk en redelijk. De klacht is ongegrond.