Ga verder naar de inhoud

KC32/23-0033

Fondée Irrecevable KC - Turnhout Commission des plaintes Disciplinaire Pas de décision du directeur
GEEN BESLISSING DIRECTEUR - BEVOEGDHEID - TERMIJN - TUCHT - TOEREKENBAARHEID - MOTIVERING

De eerste klacht is gericht tegen de tuchtbeslissing van 23 februari 2023. Uit het verslag van de tuchtzitting blijkt dat het horen van de derde celgenoot gebeurde in afwezigheid van klager. De klachtencommissie vindt het redelijk dat de directie de feiten zoals opgenomen in het RAD bewezen achtte. De directie kwalificeerde de feiten als de inbreuken van het bezit van of de handel in door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties (artikel 129, 7° van de Basiswet, voor wat betreft de gerolde sigaretten) en het niet-naleven van de door het huishoudelijk reglement voorgeschreven bepalingen (artikel 130, 2° Basiswet, voor wat betreft de opgespaarde medicatie). De klachtencommissie vindt de kwalificaties correct en voldoende gemotiveerd. De directie motiveert afdoende waarom ze de opgespaarde medicatie toerekent aan klager. Klager erkende ter tuchtzitting ook dat bepaalde medicatie van hem was. Klager verbleef ten tijde van de feiten met een andere persoon op cel. Tot kort voor de celcontrole bevond er zich ook nog een derde gedetineerde op de cel. Gelet op het vermoeden van onschuld dient de directie te motiveren waarom ze de feiten aan klager toerekent. Deze toerekening betreft een individuele toerekening. De toerekening van het bezit van de verboden substanties is volgens de klachtencommissie onvoldoende (individueel). Hoewel de directie afdoende motiveert waarom ze géén geloof hecht aan de verklaring van de derde celgenoot die aangaf dat de sigaretten aan hem toebehoorden, motiveert ze vervolgens onvoldoende waarom ze van mening is dat de inbreuk aan klager kon worden toegerekend. De klacht is gegrond. De tuchtbeslissing wordt vernietigd.

De tweede klacht is gericht tegen een toekomstige tuchtbeslissing. De klacht dient te worden ingediend uiterlijk de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen (artikel 150 Basiswet). Gelet op deze bepaling is een klacht die gericht is tegen een toekomstige tuchtbeslissing onontvankelijk. De klacht is niet-ontvankelijk.

De derde klacht is gericht tegen een tuchtbeslissing van januari. De klacht dient te worden ingediend uiterlijk de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen (artikel 150 Basiswet). Klager klaagt over een situatie die dateert van januari 2023 (datum niet gespecificeerd). Zijn klacht werd opgesteld op 28 februari 2023. De klachtencommissie stelt vast dat de indieningstermijn overschreden werd. De klachtencommissie ziet in het dossier geen elementen die er op wijzen dat de klager zo snel als mogelijk heeft getracht klacht in te dienen en ziet dus geen reden om de termijn van zeven dagen soepel te interpreteren zoals voorzien wordt in artikel 150 §2 van de Basiswet. De klacht is niet-ontvankelijk.

De vierde klacht is gericht tegen het gebrek aan samenroepen van het overlegorgaan. Dit betreft geen geïndividualiseerde beslissing ten aanzien van klager doch betreft een algemeen gegeven dat zich uitstrekt ten aanzien van alle gedetineerden. De klacht is niet-ontvankelijk.

De vijfde klacht is gericht tegen de omstandigheden tijdens de staking van eind 2022. Het niet-plaatsvinden van de wandeling of sport tijdens een stakingsdag betreft geen individuele beslissing van de directie ten aanzien van klager. De klacht is niet-ontvankelijk.