Ga verder naar de inhoud

KC32/23-0001

Fondée KC - Turnhout Commission des plaintes Disciplinaire Fouille à corps
FOUILLE LICHAAM - TERMIJN - TUCHT - TOEREKENBAARHEID - MOTIVERING

De datum op het klachtenformulier (1 december) lijkt niet correct te zijn aangezien de feiten zich op dat ogenblik nog niet hadden voorgedaan. Wellicht betreft het een materiële vergissing en werd de klacht opgesteld op 1 januari 2023. De klacht werd te laat ingediend. Bovendien moet klager in zijn klacht zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover geklaagd wordt en de redenen van de klacht vermelden (artikel 150 §2 Basiswet). De klachtencommissie stelt een gebrek aan specifieke, gemotiveerde klacht door klager tegen de beslissing tot fouille op het lichaam vast, nu hij hieromtrent niets formuleerde. Gelet op deze elementen acht de klachtencommissie de klacht gericht tegen de fouille op het lichaam niet-ontvankelijk.

De klachtencommissie vindt het redelijk dat de directie de feiten zoals opgenomen in het RAD bewezen achtte. De klachtencommissie vindt de kwalificatie die aan de inbreuken werd gegeven eveneens correct en voldoende gemotiveerd. De klachtencommissie merkt op dat de directie tijdens de procedure voornemens bleek om op een later tijdstip nog aanvullende onderzoeksdaden te stellen, zonder dat klager en zijn advocaat nog enige tegenspraak konden voeren ten aanzien van het resultaat ervan. Uit de tuchtbeslissing zelf blijkt echter onvoldoende dat deze onderzoeksdaden, hoewel door de directie voorgenomen, ook daadwerkelijk uitgevoerd werden. Ze vinden in elk geval geen neerslag in de motivering van de tuchtbeslissing, zodat niet kan vastgesteld worden dat de tuchtbeslissing gebaseerd werd op elementen die eventueel bekomen werden met miskenning van de rechten van verdediging (recht op tegenspraak).

De klachtencommissie meent echter wel dat er in het voorliggend dossier aan onzorgvuldige feitenvinding werd gedaan. Hoewel het voldoende vaststond dat er zich een aantal voorwerpen op de cel bevonden die er niet mochten zijn (aftrekker, javel), evenals dat er beschadigingen werden aangebracht (loshangende lamp, schrijven op de muur), bleven er een aantal vragen onbeantwoord. Doordat de directie in gebreke bleef wat betreft de waarheidsvinding, beschikte ze volgens de klachtencommissie ook over onvoldoende elementen om over te gaan tot de motivering van de hierna vermelde individuele toerekening. In het voorliggend dossier is het onvoldoende duidelijk waarom de directie van mening is dat de inbreuken aan klager konden worden toegerekend. Klager verbleef immers met drie personen op cel. Bovendien valt uit zijn klacht af te leiden dat een van de andere celgenoten eveneens een sanctie ontving voor de feiten die aan klager ten laste werden gelegd. De klachtencommissie benadrukt dat het samen op één cel verblijven (hetgeen veelal geen vrijwillige keuze betreft) géén gedeelde verantwoordelijkheid voor inbreuken met zich meebrengt. Een gedetineerde die in een meerpersoonscel verblijft kan aldus niet zonder meer verantwoordelijk gehouden worden voor al hetgeen op zijn cel wordt aangetroffen. Het gegeven dat klager al lang in de gevangenis verblijft doet hieraan geen afbreuk en zorgt dus niet voor een grotere verantwoordelijkheid of automatische toerekening. De redenering dat klager verondersteld wordt op de hoogte te zijn van het huishoudelijk reglement gaat bovendien in gelijke mate op voor zijn celgenoten, los van het gegeven wie er het langst in de gevangenis verblijft. De klacht is gegrond. De tuchtbeslissing wordt vernietigd.