Ga verder naar de inhoud

KC32/21-0081

Fondée KC - Turnhout Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - KWALIFICATIE INBREUK - MOTIVERING

Voor wat betreft het bewezen zijn van het niet naleven van de door het huishoudelijk reglement voorgeschreven bepalingen (artikel 130, 2° van de Basiswet) verwijst de directie naar het bezit van het niet-toegelaten voorwerp, namelijk de zelfgemaakte pijp. Hoewel de directie in de motivering explicieter had kunnen vermelden dat klager het bezit ervan erkend heeft, zoals in het RAD d.d. 28 september 2021 te lezen staat, oordeelt de Klachtencommissie dat de directie deze tuchtinbreuk in hoofde van klager kon weerhouden. Voor wat betreft het bewezen zijn van het bezit of de handel in door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties (artikel 129, 7° van de Basiswet) verwijst de directie naar het aantreffen van een pakje wit poeder, omwikkeld in folie en plakband. Hoewel klager volhoudt dat dit bicarbonaat betreft, oordeelt de Klachtencommissie dat de directeur deze feiten, verwijzend naar de bijzondere manier waarop het poeder verpakt was, redelijkerwijs kon kwalificeren als zijnde het bezit van drugs. Voor wat betreft het bewezen zijn van het geen gevolg geven aan de aanmaningen en de bevelen van het personeel (artikel 130, 3° van de Basiswet) motiveert de directie dit als volgt: “… door iets in zijn mond te steken op het moment dat hij gecontroleerd wordt en te weigeren te vertellen wat het is.” Uit het relaas van de feiten in het RAD komt volgens de Klachtencommissie naar voren dat aan klager enkel werd gevraagd om zijn mond te openen, hetgeen hij gedaan heeft. Er is geen sprake van het geen gevolg geven aan bevelen van het personeel wanneer hij op het moment van de fouille iets in zijn mond steekt. Bovendien kan volgens de Klachtencommissie het feit dat klager niet heeft willen antwoorden op de vraag wát hij ingeslikt heeft niet gekwalificeerd worden als ‘het geen gevolg geven aan aanmaningen’ (zelfs al vraagt men hem dit meermaals), aangezien men niet van hem kan verwachten dat hij zichzelf zou incrimineren (in het geval het inderdaad om drugs zou gaan). De tuchtinbreuk van het geen gevolg geven aan de aanmaningen en de bevelen van het personeel (artikel 130, 3° van de Basiswet) kon in casu dan ook niet weerhouden worden. De klacht is gegrond. De tuchtinbreuk wordt gedeeltelijk vernietigd.