Ga verder naar de inhoud

KC32/21-0049

Non fondée KC - Turnhout Commission des plaintes Mesure provisoire Disciplinaire
VOORLOPIGE MAATREGEL - TUCHT

De in het RAD omschreven materiële vaststellingen laten volgens de Klachtencommissie geen twijfel over het feit dat er sprake was van een ernstige en opzettelijke aantasting van de interne veiligheid die de oplegging van een voorlopige maatregel rechtvaardigde. De klacht is ongegrond.

De directeur steunt niet alleen op de materiële vaststellingen zoals omschreven in het RAD (“Zijn celgenoot X stond aan de bureau met een gescheurd wit t-shirt aan.” en “Bovengenoemde vertelde ons dat het gevecht begon omdat hij het raam liet openstaan.”) maar ook op het feit dat de voormalige celgenoot van klager ter tuchtrechtelijke hoorzitting de door hem opgelopen verwondingen laat zien. De directeur kon er volgens de Klachtencommissie redelijkerwijs vanuit gaan dat de omschreven feiten een wederzijds gevecht betroffen en aldus gekwalificeerd konden worden als een inbreuk zoals bepaald in artikel 129, 1° van de Basiswet, namelijk “de opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen, of de bedreiging daarmee”, die aan klager kon worden toegerekend. De feiten zoals omschreven in het RAD betreffende het lawaai (”Tijdens mijn nachtshift op vleugel D hoorde ik rond 02u30 stoelen vallen en heel luid geschreeuw.”) konden gelet op het nachtelijke uur door de directeur redelijkerwijs gekwalificeerd worden als een inbreuk zoals bepaald in artikel 130, 7° van de Basiswet, namelijk “het veroorzaken van lawaaihinder die het goede verloop van de activiteiten van de gevangenis verstoort”, waardoor immers de nachtrust van de overige gedetineerden (de ‘activiteit’ op dat ogenblik) verstoord werd. Bovendien acht de Klachtencommissie de opgelegde sanctie van 14 dagen ATV waarvan 7 effectief en 7 voorwaardelijk redelijk. De klacht is ongegrond.