Ga verder naar de inhoud

KC32/21-0044

Fondée KC - Turnhout Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - SANCTIE

In het RAD wordt gesteld: “Tijdens de opening heeft mijn collega 3x zeer luid: “goedemorgen!”, geroepen. En zelfs enkele keren met de lichten geknipperd.” Hoewel deze aanmaning niet erg uitdrukkelijk is, blijkt uit het relaas van klager ter zitting van de Klachtencommissie dat dit de gebruikelijke manier van wekken is en dat de gedetineerde dus weet dat die “goedemorgen” een “aanmaning tot opstaan” impliceert. Op grond hiervan kon de directeur er volgens de Klachtencommissie redelijkerwijs vanuit gaan dat de omschreven feiten gekwalificeerd kunnen worden als een inbreuk zoals bepaald in artikel 130, 3° van de Basiswet, namelijk “het geen gevolg geven aan de aanmaningen en bevelen van het personeel van de gevangenis”. Ongeacht de verantwoording die klager ter zitting van de Klachtencommissie geeft, oordeelt de Klachtencommissie dat de tuchtinbreuk van het geen gevolg geven aan de aanmaning van het personeel, in casu de aanmaning om op te staan, aan hem kon worden toegerekend. Ter zitting stelt de directie dat de sanctie hoofdzakelijk werd opgelegd vanwege het niet naleven van de coronamaatregelen, namelijk het niet wisselen van het mondmasker. Het RAD stelt echter: “het was overduidelijk dat (klager) en zijn celgenoot beiden geen zin hadden om op te staan en ons daarom gewoon negeerden” en verderop “wij hebben geen vers mondmasker kunnen geven, wat nodig is om de corona-maatregelen te kunnen respecteren”. Het RAD maakt geen melding van enige verdere inspanning om klager van mondmasker te laten wisselen of enige aanmaning hieromtrent die genegeerd werden. De Klachtencommissie is van oordeel dat het niet wisselen van het mondmasker louter een gevolg is van het niet opstaan, en dat dit element op zich niet als tuchtinbreuk kan worden weerhouden. Volgens de Klachtencommissie werd er in casu onvoldoende rekening gehouden met de geringe ernst van de inbreuk die, zoals hierboven toegelicht, volgens de Klachtencommissie beperkt is tot het negeren van de aanmaning om op te staan, en zich niet uitstrekt tot het niet wisselen van het mondmasker. Bovendien stelde de directie ter zitting zelf dat klager voorheen nog nooit problemen heeft gehad met opstaan. Het is dus niet zo dat dit al meermaals is voorgevallen waardoor een zwaardere sanctie gerechtvaardigd zou zijn. Gelet hierop en op het feit dat klager in Turnhout een blanco tuchthistoriek had, acht de Klachtencommissie de opgelegde sanctie van 10 dagen ATV, waarvan 5 dagen effectief, onredelijk. De Klachtencommissie acht een loutere berisping, zoals voorzien in artikel 132, 1° van de Basiswet redelijk. De klacht is gegrond. De tuchtbeslissing wordt vernietigd voor wat betreft de sanctie. De sanctie van berisping komt in de plaats van de sanctie van 10 dagen ATV.