Ga verder naar de inhoud

KC21/24-0055

Non fondée Irrecevable KC - Merksplas Commission des plaintes Autre décision directeur Pas de décision du directeur
CELMUTATIE - GEZONDHEID - GEEN BESLISSING DIRECTEUR - BEVOEGDHEID - DERDEN

Klager was initieel tevreden over de celtoewijzing. Pas nadat blijkt dat het rookvrije karakter van de cel niet gegarandeerd kan worden, wenst hij zich hierover te beklagen. Volgens de klachtencommissie kan de klacht begrepen worden als zijnde gericht tegen het verzuim van de directeur om klager wél een rookvrije cel toe te kennen. De klacht is ontvankelijk. De bevoegdheid tot toewijzing van een verblijfsruimte aan de gedetineerde is een discretionaire bevoegdheid van de directeur die niet nader geregeld wordt in de Basiswet. De klachtencommissie wijst erop dat klager géén absoluut recht heeft op een rookvrije cel, noch volgens de Basiswet, noch volgens de Europese wetgeving. De klachtencommissie kan in het voorliggend dossier dan ook niet besluiten tot strijdigheid met een in de gevangenis geldend wettelijk voorschrift of met een bindende bepaling van een in België geldend verdrag (artikel 158, §2, 1° Basiswet). De klachtencommissie meent daarenboven dat, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, de beslissing niet onredelijk of onbillijk kan worden geacht (artikel 158, §2, 2° Basiswet). De klachtencommissie wijst erop dat klager initieel geplaatst werd op een cel met 3 personen die zich engageerden om te stoppen met roken. Het kan de directie niet kwalijk worden genomen dat deze personen op hun voornemens terugkwamen. Uit het verweer van de directie blijkt daarnaast dat zij inspanningen geleverd heeft en nog steeds levert om klager een rookvrije kamer aan te bieden. Dat dit op de zorgafdeling Avans, waar klager op het moment van indiening van zijn klacht verbleef, niet lijkt te lukken, is eerder te wijten aan infrastructurele omstandigheden en het gegeven dat er bij de toewijzing van de verblijfsruimtes ook nog met andere factoren rekening gehouden dient te worden. De klacht is ongegrond.

Klager beklaagt zich over de schending van de bemiddelingsovereenkomst door zijn celgenoten. De klachtencommissie wijst erop dat de bemiddelingsovereenkomst een afspraak tussen directie en klager betrof, waaraan zijn celgenoten geenszins gebonden zijn. Het gedrag van de celgenoten maakt bovendien geen beslissing door of namens de directeur in de zin van artikel 148 Basiswet uit en valt aldus buiten het toepassingsgebied van het beklagrecht. De klacht is niet-ontvankelijk.
Un dossier d'appel a été ouvert avec la référence BC/24-0225