Ga verder naar de inhoud

KC21/24-0049

Non fondée KC - Merksplas Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - MOTIVERING - KWALIFICATIE INBREUK - SANCTIE

De klachtencommissie merkt op dat de directie enigszins voortvarend is wanneer zij in de motivering onomwonden stelt dat klager de feiten erkent. De klachtencommissie meent dat dit niet zodanig expliciet gelezen kan worden in het verslag van de tuchtzitting. Wel is het zo dat klager de feiten niet rechtstreeks betwist, doch voornamelijk stelt dat hij niet op de hoogte was van het huishoudelijk reglement en dat deze regel ook door anderen overtreden wordt (en zij hiervoor geen RAD krijgen). De klachtencommissie verzoekt de directie de nodige nauwkeurigheid aan de dag te leggen bij het opstellen van de motivering. Klager bracht ter tuchtzitting in elk geval geen tegenindicaties aan die doen twijfelen aan de waarachtigheid van het RAD. De klachtencommissie acht het redelijk dat de directie de feiten bewezen achtte.

De directie kwalificeerde de feiten als het geen gevolg geven aan de aanmaningen en de bevelen van het personeel van de gevangenis (artikel 130, 3° Basiswet). De klachtencommissie wijst erop dat de regels omtrent roken opgenomen staan in het huishoudelijk reglement. Wanneer een gedetineerde rookt op plaatsen waar dit niet toegelaten is, maakt hij zich bijgevolg vooreerst schuldig aan de inbreuk van het niet-naleven van de door het huishoudelijk reglement voorgeschreven bepalingen (artikel 130, 2° Basiswet). De directie had de feiten dan ook (bijkomend) als zodanig moeten kwalificeren. Dat klager ter tuchtzitting aangaf dat hij niet op de hoogte was van de regels doet hieraan geen afbreuk. De gedetineerde wordt immers geacht op de hoogte te zijn.

Aangezien de beambte in het voorliggend dossier klager tot viermaal toe aanmaande om de regels omtrent roken te respecteren, acht de klachtencommissie het echter begrijpelijk dat de directie de feiten (vooral) beschouwde als het niet-naleven van de aanmaningen en bevelen van het personeel (artikel 130, 3° Basiswet). Aangezien beide kwalificaties bovendien een inbreuk van de tweede categorie uitmaken, en het daarom voor de tuchtsanctie geen verschil uitmaakt of klager omwille van de ene dan wel de andere inbreuk (dan wel beide) gesanctioneerd wordt, meent de klachtencommissie dat de kwalificatie als (enkel) een inbreuk van artikel 130, 3° Basiswet in het voorliggend dossier overeind kan blijven.

Klager pleegde een inbreuk van de tweede categorie. In geval van een inbreuk van de tweede categorie kan er in principe voor een maximumduur van 15 dagen een afzondering in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte worden opgelegd (artikel 132, 3° Basiswet). Klager kreeg een sanctie van 10 dagen ATV. De klachtencommissie acht de sanctie wettelijk en redelijk. De klacht is ongegrond.