Ga verder naar de inhoud

KC21/23-0062

Fondée Compensation KC - Merksplas Commission des plaintes Fouille à corps
FOUILLE LICHAAM - MOTIVERING - TEGEMOETKOMING

De klachtencommissie brengt in herinnering dat de fouillering op het lichaam een zeer verregaande maatregel is die steeds beperkt dient te worden tot strikt noodzakelijke situaties. De individuele aanwijzingen waarop een gemotiveerde fouillebeslissing gebaseerd wordt, dienen voldoende geloofwaardig en concreet te zijn. De directie verwijst in haar beslissing naar de vaststelling van een personeelslid dat opmerkte “dat klager zijn brace aan het manipuleren was en er iets in wegstak”. De fouillebeslissing lijkt op basis van deze motivering het onmiddellijke gevolg te zijn van een concrete visuele vaststelling (reactief). Op het eerste zicht lijkt er inderdaad sprake te zijn van een voldoende geloofwaardige en concrete individuele aanwijzing in de zin van artikel 108 Basiswet. Enkel in haar schriftelijk verweer specificeert de directie dat deze vaststelling “daags voordien” gebeurde.

Lezing van het opgevraagde schriftelijke stuk (dagboek) leert inderdaad dat de individuele aanwijzing dateert van een dag eerder. Aangezien de fouille op het lichaam ook ‘preventief’ kan ingezet worden (gebaseerd op eerdere vaststellingen) , hoeft dit volgens de klachtencommissie op zichzelf nog geen probleem te vormen. De motivering diende wel transparant te zijn over het tijdstip van de vaststellingen. De klachtencommissie leert uit het dagboek echter ook dat de ‘vaststelling’ niet zo concreet is als de motivering doet uitschijnen. Waar de informatie van de collega van afkomstig is of op gebaseerd is, wordt niet verder geduid. Bovendien wordt enkel het vermeende voornemen tot manipuleren van/iets wegsteken in de brace beschreven, zonder een effectieve vaststelling dat klager iets wegstak.

Indien men daadwerkelijk zou vastgesteld hebben dat er iets werd weggestoken, lijkt het de klachtencommissie ook logischer dat er op dát ogenblik (dus daags voordien) meteen zou ingegrepen zijn met een (reactieve) fouille op het lichaam. Hetgeen de directie in haar schriftelijk verweer aanhaalt (“het verdachte geobserveerde gedrag daags voordien”) wordt met geen enkel ander stuk gestaafd. De klachtencommissie meent dan ook dat de motivering van de fouillebeslissing niet geheel strookt met de informatie waarover de directie beschikte. De individuele aanwijzingen werden in de motivering van de beslissing tot fouille op het lichaam schijnbaar concreter voorgesteld dan ze in feite waren.

Tot slot stelt de klachtencommissie vast dat, hoewel de directie in haar schriftelijk verweer aanhaalt dat ook de weigering om de normaal voorziene controlemaatregelen te ondergaan meespeelde in de beslissing tot fouille op het lichaam, deze reden niet vermeld werd in de schriftelijke motivering. In die zin is de motivering dan ook onvolledig. De klacht is gegrond. Klager krijgt een tegemoetkoming van één extra ongestoord bezoek.