Ga verder naar de inhoud

KC21/23-0040

Non fondée KC - Merksplas Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - GEÏNTERNEERDE - TOEREKENBAARHEID - MOTIVERING

Hoewel het RAD geen uitsluitsel geeft over hetgeen klager doorgeeft, erkent klager ter tuchtzitting dat dit drugs betreft. In de uiteindelijke motivering specificeert de directie dat het “drugs (twee joints)” betreft. De klachtencommissie leest dit niet als zodanig in het verslag van de tuchtzitting, doch gaat ervan uit dat het verslag op dat punt mogelijks onvolledig is. Klager verzet zich in zijn klacht immers niet tegen het aspect van de joints. Klager voert over het algemeen geen enkele tegenindicatie aan. De klachtencommissie acht het redelijk dat de directie de feiten bewezen achtte.

De directie kwalificeerde de feiten als het bezit van of de handel in door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties (artikel 129, 7° van de Basiswet). De klachtencommissie acht de kwalificatie die de directie aan de feiten gaf correct. De motivering voldoet aan de vereisten van artikel 144 §6, tweede lid j° artikel 8 Basiswet.

De tweede component van artikel 144 §6 Basiswet, namelijk de vraag of de tuchtrechtelijke inbreuk ook aan de gedetineerde kan worden toegerekend, vraagt bijzondere aandacht indien de pleger van de inbreuk een geïnterneerde is. De directeur moet in de motivering de elementen opnemen op basis waarvan hij de geïnterneerde verantwoordelijk acht voor zijn daden. In het voorliggend dossier motiveert de directie waarom ze klager verantwoordelijk achtte voor de hem ten laste gelegde feiten op basis van twee elementen:
(1) De directie verwijst naar het RAD en stelt dat daarin geen aanwijzingen zijn dat klager op het moment van de feiten ontoerekenbaar was.
(2) De directie verwijst naar de heldere en coherente toelichting van klager ter tuchtzitting.

De klachtencommissie herhaalt dat de vraag of de geïnterneerde wel verantwoordelijk kan geacht worden voor de feiten, slaat op de vraag of de persoon op het moment van de feiten helder en bewust was, en dus over vrije wil en oordeelsvermogen beschikte en er bewust voor gekozen heeft de feiten te plegen. De directie verwijst met het tweede element naar de toestand van klager op het ogenblik van de tuchtrechtelijke hoorzitting. Dit element is op zichzelf niet afdoende om de toerekenbaarheid van de feiten aan klager te motiveren, gelet dit betrekking heeft op de toestand van klager op het ogenblik van de tuchtzitting en niet op het ogenblik van de feiten. Met het eerste element motiveert de directie volgens de klachtencommissie echter afdoende waarom ze klager in het voorliggend dossier verantwoordelijk achtte voor de hem ten laste gelegde feiten. Ze spreekt zich voldoende uit over de toestand van klager op het ogenblik van de feiten. De motivering voldoet aan artikel 144 §6 j° artikel 8 Basiswet.

Klager kreeg een sanctie van 15 dagen ATV. De klachtencommissie acht deze sanctie wettelijk en gelet op de ernst van de feiten, redelijk.

De klacht is ongegrond.