Ga verder naar de inhoud

KC21/23-0025

Fondée Compensation KC - Merksplas Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - GEÏNTERNEERDE - TOEREKENBAARHEID - MOTIVERING - TEGEMOETKOMING

Klager werd schijnbaar enkel gesanctioneerd voor het tweede RAD. Volgens de klachtencommissie is het redelijk dat de directie de feiten bewezen achtte. Klager ontkent ook niet dat ze zich hebben voorgedaan; hij verklaart alleen waarom.

De directie kwalificeerde de feiten als de opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen, of de bedreiging daarmee (artikel 129, 1° Basiswet). De klachtencommissie acht de kwalificatie die de directie aan de feiten gaf correct en afdoende gemotiveerd.

In het voorliggend dossier motiveert de directie aan de hand van drie elementen waarom ze klager verantwoordelijk achtte voor de hem ten laste gelegde feiten:
(1) De beschrijving van het gebeuren. De klachtencommissie verwijst naar de twee RAD’s. Klager werd schijnbaar enkel gesanctioneerd voor het tweede RAD. Met betrekking tot het eerste RAD lijkt de directie de verantwoording van klager immers te accepteren. De directie stelt vervolgens dat er “geen acute aanleiding” was voor de feiten van het tweede RAD. De klachtencommissie vindt dit enigszins verwonderlijk, aangezien de feiten van het eerste RAD zich voordeden om 19u45 en de feiten van het tweede RAD de ochtend nadien om 6u30. Het is volgens de klachtencommissie zeer duidelijk dat klager ook na afloop van de nacht nog niet bekoeld was naar aanleiding van het incident met de medegedetineerde, en dat de aanleiding voor beide RAD’s identiek was. De directie motiveert vervolgens dat er “uit de beschrijving van het gebeuren” geen elementen blijken “waardoor de feiten niet aanrekenbaar zouden zijn”. Het gegeven dat klager zovele uren later nog steeds zodanig explosief reageert, doet volgens de klachtencommissie net wél vragen rijzen omtrent de toerekenbaarheid aan klager van deze feiten. Artikel 144 §1 in fine Basiswet stelt dat de directeur zich alle nuttige informatie laat bezorgen voor de beoordeling van de zaak. In het voorliggend dossier impliceerde deze verplichting volgens de klachtencommissie dat de directie zich een advies van de arts inzake de toerekenbaarheid moest laten bezorgen, nu hier volgens de klachtencommissie net op basis van de feiten en dus ook “de beschrijving van het gebeuren” wel degelijk twijfel over bestaat.
(2) De hoorzitting. De klachtencommissie wijst erop dat de vraag of de geïnterneerde wel verantwoordelijk kan geacht worden voor de feiten, slaat op de vraag of de persoon op het moment van de feiten helder en bewust was, en dus over vrije wil en oordeelsvermogen beschikte en er bewust voor gekozen heeft de feiten te plegen. De directie verwijst in haar motivering naar de toestand van klager op het ogenblik van de tuchtrechtelijke hoorzitting. Hiermee spreekt zij zich niet uit over de toestand van klager op het ogenblik van de feiten.
(3) Deelname aan het normale regime. Een verwijzing naar de deelname van klager aan het gewone regime is niet afdoende. Dat iemand deelneemt aan het gewone regime doet geen afbreuk aan de rechterlijke uitspraken op grond waarvan hij geïnterneerd werd (cfr. RvS nr. 251.295 van 22 juli 2021).

Volgens de klachtencommissie werd de toerekenbaarheid van de feiten onvoldoende gemotiveerd. De motivering voldoet niet aan artikel 144 §6 j° artikel 8 Basiswet. De klacht is gegrond. De tuchtbeslissing wordt vernietigd. Klager krijgt als tegemoetkoming een extra wandeling.