Ga verder naar de inhoud

KC21/22-0035

Non fondée KC - Merksplas Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - MOTIVERING - TOEREKENBAARHEID

Volgens de Klachtencommissie kon de directeur redelijkerwijs steunen op de materiële vaststellingen zoals omschreven in de RAD’s van 4 en 5 april (het eerste RAD, voor het tweede werd klager niet gesanctioneerd). Klager ontkent ter tuchthoorzitting immers niet dat hij de PBA bij de arm heeft gegrepen. Hij geeft er enkel een verantwoording voor: zijn celgenoot werd aangevallen en hij wou zijn celgenoot verdedigen (“De chef heeft (naam celgenoot) geduwd en hem vastgepakt bij zijn keel. Ik heb mij er tussen gezet. De chef heeft mij tegen de lavabo geduwd. Ik heb zijn arm vastgepakt”). Ook geeft klager toe dat hij het wapen met de sok en de deo heeft vervaardigd. Ook hier geeft hij een verantwoording voor: hij stelt dat dit dient om zich te verdedigen. Zijn advocaat bevestigt dit ook. De Klachtencommissie acht het redelijk dat de directie de materiële vaststellingen uit beide RAD’s kwalificeerde als zijnde enerzijds de opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen, of de bedreiging daarmee (artikel 129, 1° van de Basiswet) en anderzijds het niet-naleven van de door het huishoudelijk reglement voorgeschreven bepalingen (artikel 130, 2° van de Basiswet) doordat hij de voorwerpen heeft afgewend van hun normaal gebruik. De Klachtencommissie acht het redelijk dat de directie beide inbreuken aan klager toerekende. De motivering van de tuchtbeslissing voldoet voor beide inbreuken aan de vereisten van artikel 8 van de Basiswet. Bovendien vindt de Klachtencommissie de opgelegde sanctie van 20 dagen ATV, gelet op de ernst van de feiten, redelijk. De klacht is ongegrond.