Ga verder naar de inhoud

KC20/23-0019

Fondée KC - Mechelen Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - BEWIJS - SANCTIE

Volgens het rapport aan de directeur (RAD) heeft klager, tijdens een interventie in zijn cel tijdens het boeien van zijn celgenoot tot tweemaal toe een verwoede poging gedaan dit te verhinderen door de arm van de penitentiair beambte weg te trekken. Tijdens de tuchtrechtelijke hoorzitting ontkende klager de aantijgingen. De directie achtte de feiten echter bewezen en kwalificeerde ze als het niet-naleven van de door het huishoudelijk reglement voorgeschreven bepalingen, een inbreuk van tweede categorie. Klager blijft ontkennen dat hij de interventie heeft verhinderd. De klachtencommissie stelt vast dat het RAD duidelijk werd opgesteld. Klager haalde tijdens de tuchtrechtelijke hoorzitting en tijdens de zitting van de klachtencommissie geen overtuigende en concrete elementen aan die erop wijzen dat het RAD de feiten niet correct weergeeft. De klachtencommissie besluit dus dat de directie in redelijkheid de feiten bewezen kon verklaren in hoofde van klager. De directie kan worden gevolgd in zoverre zij het weerhouden feit kwalificeert als een inbreuk op het huishoudelijk reglement van de gevangenis. Onder de titel XVI Orde en Veiligheid legt dit reglement de gedetineerde op om er zorg voor te dragen dat hij door zijn gedrag t.o.v. het personeel, medegedetineerden e.a. de orde en de veiligheid niet in gevaar brengt of verstoort. De bijzondere tuchtsanctie van individuele wandeling kan echter slechts opgelegd worden mits er een verband is met de aard van de tuchtrechtelijke inbreuk. Het moet, met andere woorden, over een zogenaamde “spiegelende sanctie” gaan. Een verband tussen het verhinderen van een interventie en het verbod om deel te nemen aan de gemeenschappelijke wandeling blijkt niet uit de motivering van de tuchtbeslissing en de directie erkent bovendien dat dit verband er niet was. De klacht is gegrond. De klachtencommissie vernietigt de tuchtbeslissing.