Ga verder naar de inhoud

KC20/23-0014

Fondée KC - Mechelen Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - BEWIJS

De klachtencommissie heeft kennis genomen van het RAD. De vaststelling van opsteller dat er, ter hoogte van de cel van klager, een gat in de buitenmuur was, dat werd verborgen door een afgebroken kastdeur, is duidelijk. Opsteller stelt vervolgens in het RAD dat hij de celstaten van de cel waarin klager op dat moment verbleef, had nagekeken. De directie verwijst in haar verweer ook naar deze celstaten: “De administratie heeft vastgesteld dat de beschadiging nieuw was en dit ook bleek uit de celstaten (waarbij geen beschadigingen werden aangemerkt voor het verblijf van beide celgenoten in de betrokken cel).” De klachtencommissie heeft de celstaten opgevraagd en nagekeken. De klachtencommissie leidt uit beide celstaten af dat bij binnenkomst van de celgenoot van klager, de kastdeur nog aan de kast hing maar dat bij binnenkomst van klager in de cel, de kastdeur niet meer aan de kast hing. Bijgevolg kan klager de kastdeur niet vernield hebben. Met betrekking tot het gat in de muur, is de klachtencommissie van oordeel dat de verklaring van klager geloofwaardig is. Bij binnenkomst van de celgenoot van klager werd een “putje” in de muur vastgesteld waarna bij binnenkomst van klager in de cel, geen melding meer wordt gemaakt van dit “putje”. Bijgevolg is het aannemelijk dat dit “putje”/gat, op het moment dat klager zijn intrek nam in de cel, verborgen zat achter de kastdeur waardoor klager het gat, volgens zijn verklaringen, niet had gezien.

De klachtencommissie is bijgevolg van oordeel dat op basis van de celstaten niet bewezen is dat klager de kastdeur heeft kapot gemaakt en het gat in de muur heeft gemaakt. De klachtencommissie besluit dat de directie de feiten niet in redelijkheid en billijkheid bewezen kon verklaren in hoofde van klager. De klacht is gegrond. De klachtencommissie vernietigt de tuchtbeslissing.