Ga verder naar de inhoud

KC16/22-0105

Fondée KC - Leuven Centraal Commission des plaintes Mesure provisoire
VOORLOPIGE MAATREGEL - HANDTEKENING

In geval van ernstige en opzettelijke aantasting van de interne veiligheid kan de directeur, in afwachting van de tuchtprocedure, voorlopige maatregelen nemen en daartoe bijzondere veiligheidsmaatregelen opleggen. In dat geval voorziet de Basiswet dat de gedetineerde kan worden ondergebracht in een beveiligde cel zonder voorwerpen waarvan het gebruik gevaarlijk kan zijn, ook wel de naakte cel.

Er werd een rapport aan de directeur (RAD) opgemaakt omdat het personeel de melding kreeg dat klager zich niet goed voelde. Klager had grote ogen en zat rillend op zijn bed. Klager ontkende drugs te hebben genomen. Opsteller verwittigde de arts die adviseerde om geen risico’s te nemen omdat klager in het verleden al een overdosis had gehad. De klachtencommissie is van oordeel dat de gezondheidstoestand van klager die desbetreffende avond, mede gelet op zijn medische historiek, zorgwekkend was en dat er aanwijzingen waren dat de interne veiligheid was aangetast. De interne veiligheid is een toestand waarbij in de gevangenis de fysieke integriteit van personen gevrijwaard wordt. Dit werd ook zo gemotiveerd in de beslissing. De klachtencommissie toont ook begrip voor de omstandigheid dat de inrichtingsarts ’s avonds niet meer aanwezig is in de gevangenis en de inschatting bijgevolg telefonisch werd gemaakt.

De Basiswet schrijft expliciet voor dat enkel de directeur een voorlopige maatregel kan opleggen. In tegenstelling tot een bijzondere veiligheidsmaatregel, voorziet de Basiswet niet dat andere personeelsleden van de gevangenis een voorlopige maatregel kunnen opleggen wanneer de situatie geen enkel uitstel duldt. Klager werd echter onwel op een moment dat de directeur niet meer aanwezig was in de gevangenis. De directeur bevestigde ter zitting dat de voorlopige maatregel telefonisch werd bevolen en de dag nadien schriftelijk werd bevestigd en ondertekend. Collectieve brief nr. 124 van 6 september 2013 voorziet in dat geval echter een specifieke vormvereiste voor: Indien de directeur die besloten heeft tot het opleggen van een voorlopige maatregel niet in de inrichting aanwezig is, vult het personeelslid dat contact heeft gehad met de directeur in zijn naam de beslissing in en tekent in zijn naam, met toevoeging van de vermelding “voor de directeur (naam van de directeur), afwezig tijdens de handtekening” en de vermelding van zijn identiteit en hoedanigheid. De klachtencommissie stelt vast dat deze vormvereiste niet werd nageleefd.

De voorlopige maatregel is gebrekkig op een tweede punt. Klager werd op de volgende dag opgezocht door de inrichtingsarts. Volgens klager zou de arts gezegd hebben dat er niks meer aan de hand was en dat klager hoogstwaarschijnlijk een paniekaanval had gehad. Hoewel hiervan geen medisch verslag werd opgemaakt, besliste de directeur om de voorlopige maatregel te handhaven maar af te zwakken naar het verplicht verblijf in de aan de gedetineerde toegewezen verblijfsruimte. De klachtencommissie meent dat het oordeel van de arts en de daaropvolgende afzwakking van de voorlopige maatregel, aantoont dat de voorlopige maatregel niet langer noodzakelijk was. Hieruit blijkt immers dat er niet langer sprake was van een ernstige en opzettelijke aantasting van de interne veiligheid. De directeur had de voorlopige maatregel dan ook moeten beëindigen in plaats van deze te laten doorlopen tot de tuchthoorzitting.

De klacht is gegrond.