Ga verder naar de inhoud

KC16/22-0053

Non fondée Fondée KC - Leuven Centraal Commission des plaintes Autre décision directeur Mesure provisoire Mesure de sécurité particulière
VOORLOPIGE MAATREGEL - CAMERABEELDEN - BIJZONDERE VEILIGHEIDSMAATREGEL - PROPORTIONALITEIT

Klager betwist de inhoud van het RAD dat werd opgemaakt. Hij zegt dat de opsteller liegt. De klachtencommissie ziet geen reden waarom de directie zich bij het nemen van de bestreden beslissing niet had mogen steunen op het RAD. De directie kon de feiten, zoals die duidelijk en uitdrukkelijk in het rapport aan de directeur werden beschreven, voor waar en als voldoende aannemen. Het RAD werd ook ondertekend door een getuige. De klachtencommissie heeft de camerabeelden opgevraagd en bekeken maar stelt vast dat het incident niet zichtbaar was op de beelden. Op basis van het RAD heeft de directeur een voorlopige maatregel bevolen. De directeur is in de mogelijkheid om in afwachting van de tuchtprocedure, een voorlopige maatregel op te leggen in geval van ernstige en opzettelijke aantasting van de interne veiligheid en kan klager laten onderbrengen in een beveiligde cel. Gelet op de vaststellingen in het RAD over fysieke en verbale agressie, meent de klachtencommissie dat de beslissing om een voorlopige maatregel op te leggen, wettig en redelijk was. De klacht is ongegrond.

Na het plaatsen in de beveiligde cel werd al meteen een observatienota opgemaakt over het agressieve gedrag van klager. Hierop besliste de directeur om klager naar de kleine beveiligde cel over te plaatsen met gebruik van rechtstreekse dwangmaatregelen, namelijk handboeien. De klachtencommissie is van oordeel dat het gebruik van de handboeien gerechtvaardigd was tijdens de overbrenging van de grote naar de kleine beveiligde cel gelet op de agressieve houding van klager. Van zodra klager echter in de kleine beveiligde cel was overgeplaatst, waren de handboeien niet meer noodzakelijk. Dan was er geen gevaar meer voor het personeel, noch droegen die bij tot het herstel van de orde aangezien klager gewoon bleef roepen en stampen. Desondanks bleven de handboeien nog twee uur aan, dit tot groot ongenoegen van klager. De klacht is gegrond.

De volgende dag werd klager in de beveiligde cel gezien door de directeur. Er werd een bijzondere veiligheidsmaatregel (BVM) opgelegd. De Basiswet bepaalt dat wanneer de feiten die aanleiding kunnen geven tot een bijzondere veiligheidsmaatregel eveneens het karakter hebben van een tuchtrechtelijke inbreuk, enkel de tuchtprocedure wordt opgestart. Er bestaat geen twijfel over dat de feiten het karakter hebben van een tuchtrechtelijke inbreuk. De directie twijfelde daar ook niet aan aangezien zij een voorlopige maatregel had bevolen, een maatregel in afwachting van een tuchtprocedure. De BVM lijkt eerder te zijn opgelegd specifiek omwille van het incident, waardoor ze eerder bestraffend lijkt te zijn aangewend. Dit wordt alleen maar bevestigd in de motivering van de beslissing tot BVM en het verslag van horen. Dit is een opsomming van de tuchtinbreuken die klager pleegde. De directie had geen reden waarom de voorlopige maatregel moest omgezet worden naar een BVM en niet werd gekozen voor een tuchtprocedure waarbij de bijstand van de raadsman mogelijk was. Het risico voor de veiligheid kon perfect ondervangen worden door de verderzetting van de voorlopige maatregel. De klachtencommissie is van oordeel dat de directie een tuchtprocedure had moeten opstarten in plaats van een BVM op te leggen. De BVM dient vernietigd te worden, alsook de verlenging van de BVM. De klacht is gegrond.