Ga verder naar de inhoud

KC16/20-0010

Non fondée KC - Leuven Centraal Commission des plaintes Mesure provisoire Disciplinaire
TUCHT - VOORLOPIGE MAATREGEL - RECHTEN VAN VERDEDIGING - CAMERABEELDEN

Klager beroept zich voor de Klachtencommissie in essentie op een schending van het recht van verdediging en het vermoeden van onschuld, aangezien de beelden die mogelijks werden geregistreerd door de camera’s in de buurt van het incident geen deel uitmaken van het tuchtdossier en aangezien er mogelijk andere getuigen zijn van de aanleiding van het incident, maar deze niet werden gehoord. De Klachtencommissie merkt op dat men van een gevangenisdirectie niet kan verwachten dat zij alle getuigen en medegedetineerden hoort die mogelijk in de buurt van het incident waren. Bovendien is een directie in principe ook niet verplicht om eventueel betrokken medegedetineerden te horen over de rol van klager, wanneer het dossier naar het oordeel van de directie voor het overige duidelijk genoeg is. Daarnaast stelt de Klachtencommissie vast dat de bestreden tuchtbeslissing niet gesteund is op camerabeelden. De bestreden beslissing maakt namelijk geen gewag van deze beelden als doorslaggevend element voor het bewezen zijn van de feiten. Deze camerabeelden dienden zelfs niet om de feiten vast te stellen. De Klachtencommissie is van oordeel dat de camerabeelden niet als bewijs voor de tuchtrechtelijke inbreuk dienden. Er is geen bewezen schending van de rechten van verdediging van klager. De klacht is ongegrond.

De overbrenging naar de beveiligde cel, als voorlopige maatregel, is gerechtvaardigd in afwachting van de tuchtprocedure in geval van een ernstige en opzettelijke aantasting van de interne veiligheid. Het intentioneel in gevaar brengen van het leven van een personeelslid is een ernstige en opzettelijke aantasting van de interne veiligheid. De directie kon dan ook beslissen tot het nemen van deze voorlopige maatregel. De klacht is ongegrond.