Ga verder naar de inhoud

KC10/22-0016

Non fondée Irrecevable KC - Hasselt Commission des plaintes Autre décision directeur Pas de décision du directeur
KLACHTENPROCEDURE - VERBODEN SUBSTANTIES - PROPORTIONALITEIT - GEEN BESLISSING DIRECTEUR - BEVOEGDHEID

Uit het relaas van de directie blijkt dat de beslissingsbevoegdheid om op de drugsvrije sectie naar aanleiding van aangetroffen verboden substanties voor 72u een time-out maatregel op te leggen aan het personeel wordt gedelegeerd. De time-out beslissing wordt dan ook beschouwd als een beslissing in de zin van artikel 148 van de Basiswet, d.w.z. genomen ‘namens’ de directeur. De klacht is voor dit aspect ontvankelijk.
Het voortduren van de time-out maatregel na 72u, tot na afloop van de tuchtprocedure, was echter het gevolg van een misverstand. De directie verklaart dat ze het personeel al eerder in de week van de tuchthoorzitting, namelijk wanneer duidelijk werd dat de voorwerpen niet aan klager toebehoorden, de opdracht gaf de time-out maatregel stop te zetten. In elk geval maakt dit gebrek aan stopzetting van de time-out maatregel, in weerwil van de beslissing van de directeur, dat het géén beslissing van of namens de directeur in de zin van artikel 148 van de Basiswet betreft, maar een probleem inzake de uitvoering van een beslissing. De klacht is voor dit aspect onontvankelijk.
Dat er na de stopzetting van de time-out ook nog maatregelen werden verdergezet/nieuwe maatregelen van kracht werden (nl. uitsluiting van activiteiten op sectie en wandeling B) was een gevolg van de beslissing om klager te verwijderen van de drugsvrije sectie. Over de beslissing tot verwijdering van de sectie deed de Klachtencommissie reeds uitspraak in dossier KC 10/22-0017. De beslissing tot verwijdering van de sectie werd daarin al als onredelijk bestempeld en de klacht daartegen was gegrond. De Klachtencommissie kan zich niet opnieuw over deze (gevolgen van de) beslissing tot verwijdering buigen. De klacht is voor dit aspect dan ook onontvankelijk.
De Klachtencommissie acht het redelijk dat er na de vondst van de voorwerpen op de quattrocel door de kwartierchef namens de directie een time-out voor maximum 72u werd opgelegd. Klager vindt het onredelijk dat de time-out bleef voortduren, ook al werd er door 2 van de celgenoten bekend dat de voorwerpen aan hen toebehoorden. Dit was echter het gevolg van niet-uitvoering van een beslissing van de directeur door het personeel. De beslissing van de directie zelf, die een stopzetting van de maatregel betrof, was wél wettelijk en redelijk. De klacht is ten gevolge daarvan ongegrond.