Ga verder naar de inhoud

KC09/21-0019

Fondée KC - Gent Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - SCHORSING - RECHTEN VAN VERDEDIGING - RECHT OP TEGENSPRAAK - CAMERABEELDEN - MOTIVERING - ZORGVULDIGHEIDSPLICHT

De aangevochten beslissing betreft in voorliggende zaak een tuchtbeslissing na een gevecht. Na de tuchtrechtelijke hoorzitting en na het horen van de andere partij nam de directeur een tuchtbeslissing waarbij klager werd gesanctioneerd met 28 dagen afzondering op de hem toegewezen verblijfsruimte (ATV). Ter zitting van de Klachtencommissie wordt door de directeur bevestigd dat de andere gedetineerde die bij het gevecht betrokken was na de tuchtrechtelijke hoorzitting buiten de aanwezigheid van klager werd gehoord. De inhoud van de getuigenverklaring werd ook niet aan klager meegedeeld.

Het algemeen beginsel van recht van verdediging geldt echter ook in tuchtzaken en houdt in dat een tuchtstraf pas kan worden opgelegd nadat de betrokkene de gelegenheid heeft gekregen zich nuttig te verdedigen ten aanzien van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen. De rechten van verdediging van een gedetineerde zijn geschonden, indien blijkt dat hij geen tegenspraak heeft kunnen voeren over gegevens die van essentieel belang konden zijn voor de beoordeling van de tenlastelegging en de geloofwaardigheid van zijn verweer. Ook uit de Basiswet blijkt duidelijk dat de directeur, indien hij besluit een getuige te horen, dit dient te doen in aanwezigheid van de gedetineerde.

De directeur beslist inderdaad autonoom of hij de oproeping nuttig of nodig acht. Het recht van verdediging is dus niet per se geschonden wanneer de directeur de overtuiging is toegedaan dat er geen getuigen dienen gehoord te worden. Indien de directeur meent dat een getuigenverhoor geen nieuwe elementen naar boven zal brengen of deze niet nodig acht om tot zijn overtuiging te komen (er zijn m.a.w. voldoende elementen om tot een tuchtrechtelijke beslissing te komen) hoeft hij dus geen getuigen op te roepen. Het horen van getuigen is uiteraard wel nodig indien dit noodzakelijk is om tot een zorgvuldige feitenvinding te komen.

Indien de directeur evenwel beslist om een getuige te horen, dan moet de gedetineerde bij het getuigenverhoor aanwezig zijn of minstens op de hoogte gebracht worden van (het resultaat van) deze onderzoeksdaad. Hoe dan ook moeten de gedetineerde (en in voorkomend geval zijn advocaat) in de mogelijkheid worden
gesteld om een weerwoord te bieden. Het staat vast dat de medegedetineerde in deze zaak wel degelijk werd gehoord én dat deze getuigenverklaring bovendien een rol heeft gespeeld in de totstandkoming van de bestreden beslissing. Klager heeft hierover dan ook geen tegenspraak kunnen voeren. Het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging is bijgevolg geschonden.

Er rust geen verplichting op de directeur om camerabeelden te bekijken, voor zover er geen tegenindicaties zijn waardoor getwijfeld kan worden aan de feiten zoals beschreven in het tuchtrapport. Het stellen van bijkomende onderzoeksdaden, zoals het opvragen van camerabeelden, is wel nodig indien dit noodzakelijk blijkt om tot een zorgvuldige feitenvinding te komen. Dit kan het geval zijn indien de directeur de tuchtrapporten hanteert als enige basis om tot een tuchtbeslissing te komen, maar de gedetineerde tegenindicaties oproept zodat er gerede twijfel rijst over de juistheid van de rapporten.

Uit de hoorzitting van de Klachtencommissie bleek stellig dat het tuchtrapport louter op basis van camerabeelden werd vastgesteld. Er zijn geen beambten die de feiten rechtstreeks hebben waargenomen, noch getuigen wiens verklaring deel uitmaken van het dossier. Gezien deze omstandigheden, dienen de camerabeelden beschouwd te worden als determinerend bewijs voor het gevecht tussen klager en de medegedetineerde. De camerabeelden zijn in deze zaak dus van essentieel belang voor de beoordeling van de tenlastelegging en de geloofwaardigheid van het verweer van de gedetineerde. De rechten van verdediging van klager zijn dan ook geschonden doordat hem, ondanks zijn uitdrukkelijke vraag daartoe, geweigerd werd de camerabeelden te bekijken en daarover tegenspraak te voeren.

Bij de keuze van de aard en de omvang van de tuchtsanctie dient de directeur rekening te houden met de ernst van de inbreuk, met de omstandigheden waarin zij plaatsvond, met verzachtende omstandigheden en met de voorlopige maatregelen die eventueel werden opgelegd. Naast het gegeven dat de motivatie uiterst summier is, wordt niet ingegaan op de bewering van klager dat hij slachtoffer is in deze zaak, noch waarom dit niet nader onderzocht werd of waarom een verder onderzoek geen duidelijkheid zou verschaffen over mogelijke rechtvaardigingsgronden (wettige verdediging) of verzachtende omstandigheden (uitlokking). De Klachtencommissie kan uit de motivatie van de tuchtbeslissing niet afleiden waarop de directeur zich baseerde om de aan klager ten laste gelegde inbreuken als bewezen te beschouwen. Tot slot kan ook de proportionaliteit van de gekozen sanctie onmogelijk beoordeeld worden.

De klacht is gegrond en de tuchtbeslissing wordt vernietigd.