Ga verder naar de inhoud

KC05/21-0038

Fondée KC - Brugge Commission des plaintes Mesure provisoire Disciplinaire
TUCHT - VOORLOPIGE MAATREGEL - MOTIVERING

In de beslissing tot het opleggen van een VM wordt aangevinkt dat klager op een beveiligde cel wordt geplaatst naar aanleiding van een vechtpartij op cel. Er wordt echter niet aangeduid of deze feiten als 1) een ernstige en opzettelijke aantasting van de interne veiligheid dan wel 2) het aanzetten tot of het voeren van collectieve acties die de veiligheid in de gevangenis ernstig in gevaar brengen worden beschouwd. Het standaardmodel voor dit soort beslissingen voorziet nochtans in het aankruisen van één van beide vakjes. Verder wordt ook niet ingevuld wanneer de VM een aanvang heeft genomen. Daarnaast bevat de beslissing een handtekening met de vermelding “i.o.” en daarboven een stempel “P.A. Regime”. De identiteit, noch de functie van de ondertekenaar wordt vermeld. De Klachtencommissie acht dit problematisch daar uitsluitend - tenzij in uitzonderlijke gevallen - de directeur kan beslissen een VM te nemen en in casu niet wordt aangetoond waarom de directeur de beslissing niet kon nemen. Hierdoor moet de Klachtencommissie besluiten dat de beslissing niet voldoet aan de voorwaarden die door de toepasselijke regelgeving worden opgelegd.
De klacht is gegrond.

Wanneer in afwachting van een tuchtprocedure een VM wordt opgelegd, moet de gedetineerde die het voorwerp uitmaakt van die maatregel, door de directeur worden gehoord binnen de 72 uur. De termijn voor de tuchtrechtelijke hoorzitting van 72 uur werd hier echter overschreden. Verder stelt de Klachtencommissie vast dat de motivering van de tuchtbeslissing uiterst summier is. Men acht het redelijk om de feiten op basis van het rapport te kwalificeren als “de opzettelijke aantasting van de psychische integriteit van personen, of de bedreiging daarmee” en de “opzettelijke aantasting van de orde”, doch ziet niet hoe de directeur er zeker van kon zijn dat klager ook de fysieke integriteit van personen aantastte of iemand daarmee bedreigde aan te tasten. Het personeelslid stelt in het RAD immers dat ze niet heeft gezien wie geslagen heeft. Tot slot wordt er in de tuchtbeslissing met geen woord gesproken over de VM die klager voorafgaand aan de tuchtbeslissing onderging, waardoor de Basiswet geschonden werd. Op grond van al het bovenstaande is de volledige tuchtprocedure en de totstandkoming van de tuchtbeslissing volgens de Klachtencommissie op verschillende manieren manifest onwettig verlopen.
Klacht is gegrond.