Ga verder naar de inhoud

KC04/24-0092

Non fondée Irrecevable KC - Beveren Commission des plaintes Mesure provisoire Disciplinaire Pas de décision du directeur
GEEN BESLISSING DIRECTEUR - BEVOEGDHEID - TUCHT - VOORLOPIGE MAATREGEL

De drie klachtengaan over 1) het niet-mogen videobellen, 2) een voorlopige maatregel en 3) een tuchtbeslissing.

Wat betreft het niet-kunnen videobellen:
Klager beklaagt zich over het feit dat hij niet kan videobellen. Er ligt geen beslissing voor van de directie waartegen klacht kan worden ingediend. Klager dient zijn bezoek op tijd aan te vragen en
rekening te houden met het feit dat sommige belmomenten populairder zijn dan andere. De directie komt hier niet in tussen.
Om die reden is de klacht niet-ontvankelijk. De klachtencommissie kan de klacht niet inhoudelijk beoordelen.

Wat betreft de voorlopige maatregel:
Klager kreeg een voorlopige maatregel opgelegd voor “de ernstige en opzettelijke aantasting van de interne veiligheid”. Klager moest hierdoor verplicht verblijven in de toegewezen verblijfsruimte.
De klachtencommissie buigt zich over de wettelijke voorwaarden van de voorlopige maatregel. Ze gaat na of de directie redelijkerwijze kon besluiten dat klager de interne veiligheid ernstig en
opzettelijk heeft aangetast. De “interne veiligheid” wordt in de Basiswet gedefinieerd als “een toestand waarbij in de gevangenis de fysieke integriteit van personen gevrijwaard wordt en waarin roerende of onroerende goederen geen gevaar lopen van wederrechtelijke beschadiging, vernieling of ontvreemding”. (eigen nadruk)
De klachtencommissie meent dat de directie duidelijk gemotiveerd heeft hoe het gedrag van klager de fysieke veiligheid van derden in het gedrang heeft gebracht. Ze meent dat voldaan is aan de
wettelijke voorwaarden tot het opleggen van een voorlopige maatregel, alsook de motiveringsplicht, zoals gewaarborgd door artikel 8 van de Basiswet.
Om deze reden, is de klacht ongegrond. De bestreden beslissing blijft bestaan.

Wat betreft de tuchtbeslissing:
Ten aanzien van klager werd verschillende RADs opgesteld. Echter, slechts één van de RADs opgenomen in het tuchtdossier heeft betrekking op de tuchtbeslissing van 11/3/2024. Dit RAD vermeldt dat klager een vuistslag gaf op de kin van een medegedetineerde. Op de tuchtrechtelijke hoorzitting ontkent klager dat het een vuistslag was, maar geeft wel toe dat hij een medegedetineerde een mep heeft gegeven. De directie beschouwde de feiten als bewezen. Uit de nota’s van de tuchtrechtelijke hoorzitting leidt de klachtencommissie af dat de directie de feiten redelijkerwijze als bewezen kon beschouwen en kwalificeren als een tuchtinbreuk van de eerste categorie, met name de opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen, of de bedreiging daarmee.
Klager kreeg hiervoor een tuchtsanctie van tien dagen ATV opgelegd. De maximumsanctie ATV voor een tuchtinbreuk van de eerste categorie is dertig dagen. De tuchtsanctie is in elk geval dus
wettelijk. De klachtencommissie acht de tuchtsanctie bovendien ook niet onredelijk of onbillijk, gegeven dat de feiten zich afspeelden in het open regime en het tuchtrechtelijk verleden van klager.
Om deze redenen, is de klacht ongegrond. De bestreden tuchtbeslissing blijft bestaan.