Ga verder naar de inhoud

KC04/24-0038

Non fondée KC - Beveren Commission des plaintes Autre décision directeur Disciplinaire
TUCHT - BEWIJS - UITVOERING TUCHTBESLISSING - WANDELING - TELEFONIE

De klacht is tweevoudig en betreft:
- een tuchtbeslissing
- uitvoering ATV

1. De tuchtbeslissing

Het RAD dat ten aanzien van klager werd opgesteld, is naar het oordeel van de klachtencommissie gedetailleerd en nauwkeurig. Het RAD beschrijft duidelijk hoe de beambten klagers handen naar zijn mond zagen gaan, waarop ze hebben ingegrepen om te vermijden dat hij iets zou inslikken. Hierop is de substantie – die klager voorheen naar zijn mond trachtte te brengen – op de grond gevallen. Deze substantie vertoonde de kenmerken van hasj.

Uit de nota’s van de tuchtrechtelijke hoorzitting blijkt dat klager bevestigt dat één van de beambte op hem “sprong” in de badkamer. Klager verklaart vervolgens dat ze “toen […] naast de wc iets [hebben] gevonden en dan mocht [hij] terug uit het cachot omdat [hij] het niet had ingeslikt.” Vervolgens verklaart klager nog dat “die substantie […] niet van [hem] [is].”

De klachtencommissie meent dat het geheel deze verklaringen aannemelijk maakt dat i) de substantie een verboden substantie is, gezien klager dit niet tegen spreekt, en ii) dat de substantie aan klager toebehoort, omdat klager de bevinding van het RAD van 21/1/2024 dat hij dit naar zijn mond probeerde te brengen, niet uitdrukkelijk ontkent. Wanneer de directie hem hiermee confronteert, spreekt hij dit niet tegen. Vervolgens is de substantie naast de wc gevonden, i.e. de plek waar klager zich bevond. Ook dit wordt bevestigd door beide partijen. Dat klager vervolgens verklaart dat de substantie niet van hem is, doet hieraan geen afbreuk, vindt de klachtencommissie.

De klachtencommissie ziet met andere woorden geen enkel overtuigend element in de verklaringen van klager op de tuchtrechtelijke hoorzitting van 24/1/2024 op basis waarvan zou kunnen worden getwijfeld aan wat in het RAD werd opgenomen. Dat de directie de feiten dan ook bewezen achtte en klager hieraan schuldig achtte, is niet onwettig, onredelijk of onbillijk. Ze acht de tuchtsanctie bovendien wettig en redelijk.

2. Uitvoering ATV

Wat betreft het niet mogen wandelen gedurende twee dagen, meent de klachtencommissie dat klager het niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij twee dagen niet heeft mogen wandelen. De klachtencommissie meent dat de directie terecht aanvoert dat van een gedetineerde kan worden verwacht dat, indien er zich een probleem voordoet met betrekking tot het krijgen van een wandeling, hij dit meldt aan de directie, bv. via een rapportbriefje. Gezien er hiervan geen spoor terug te vinden is, kan de klachtencommissie de klacht van klager niet zomaar voor waarheid aannemen.

Klager beklaagt zich ook over het feit dat hij zijn advocaat telkens pas kon bellen na 18u gedurende zijn ATV.

Volgens de Basiswet behoudt een gedetineerde onder ATV het recht om elke dag met zijn advocaat te telefoneren. De Basiswet bepaalt geen verdere modaliteiten. De klachtencommissie kan zich daarom enkel buigen over de vraag of het feit dat klager telkens pas om 18u met zijn advocaat kon bellen, onredelijk is of niet.

De klachtencommissie meent dat dit niet het geval is. Er moet steeds een afweging worden gemaakt tussen het recht vervat in artikel 140, §5 van de Basiswet en de praktische organisatie van de gevangenis. Het feit dat klager niet op elk moment kan bellen met zijn advocaat, lijkt de klachtencommissie dan ook niet overdreven, zolang hij in de mogelijkheid wordt gesteld dezelfde dag nog te bellen als die waarop hij hierom heeft gevraagd. Dit zou anders zijn wanneer het gaat om een noodsituatie die geen uitstel duldt. Klager heeft in zijn klacht echter niet vermeld dat het ging om zulke noodsituatie.