Ga verder naar de inhoud

KC04/24-0036

Non fondée Irrecevable KC - Beveren Commission des plaintes Autre décision directeur Mesure provisoire Disciplinaire Pas de décision du directeur Mesure d'ordre Fouille à corps
FOUILLE LICHAAM - VOORLOPIGE MAATREGEL - TUCHT - ORDEMAATREGEL - ONTSLAG - EXTERNE RECHTSPOSITIE

De klacht is zesledig:
- de eerste klacht is gericht tegen een beslissing tot fouillering op het lichaam (naaktfouille);
- de tweede klacht is gericht tegen de beslissing waarbij ten aanzien van klager een voorlopige maatregel werd opgelegd;
- de derde klacht is gericht tegen een tuchtbeslissing;
- de vierde klacht is gericht tegen de regimemutatie naar de gesloten sectie;
- de vijfde klacht is gericht tegen de beslissing tot afzetting van werk;
- de zesde klacht is gericht tegen een negatief advies in verband met klagers penitentiair verlof.

M.b.t. de naaktfouille
De klacht dient te worden ingediend uiterlijk de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen.
Klager werd op 16 januari 2024 in kennis gesteld van de beslissing. Hij diende zijn klacht pas (voor het eerst) op 24 januari 2024 in. De klacht werd aldus laattijdig ingediend. De eerste klacht is niet-ontvankelijk.

M.b.t. de voorlopige maatregel
De klacht dient te worden ingediend uiterlijk de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen.
Klager werd op 16 januari 2024 in kennis gesteld van de beslissing. Hij diende zijn klacht pas (voor het eerst) op 24 januari 2024 in. De klacht werd aldus laattijdig ingediend. De tweede klacht is niet-ontvankelijk.

M.b.t. de tuchtbeslissing
Klager kreeg een tuchtsanctie van vijf dagen opgelegd van opsluiting in de strafcel opgelegd voor de opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen, of de bedreiging daarmee (een inbreuk van eerste categorie). In het voorliggend dossier heeft de directeur zich voor het bewezen zijn van de feiten gebaseerd op de materiële vaststellingen in twee RAD. Gelet op de vaststellingen uit de RAD (die werden opgesteld en ondertekend door verschillende beambten) en de verklaringen van klager tijdens de tuchtrechtelijke hoorzitting, acht de klachtencommissie het redelijk dat de directie de feiten bewezen achtte en ze aan klager toerekende. Klager kreeg vijf dagen opsluiting in de strafcel opgelegd. De klachtencommissie acht deze sanctie wettelijk en redelijk, gelet op alle elementen in het dossier.
Om deze redenen is de klacht niet gegrond.

Klager beklaagt zich eveneens over het niet bekijken van de camerabeelden van het incident. Omtrent het niet bekijken van camerabeelden oordeelde de Raad van State eerder dat de directeur zich in principe kan baseren op rapporten van penitentiair beambten om een tuchtfeit en de ernst van het tuchtfeit te beoordelen, wanneer er geen tegenaanwijzingen zijn. In principe moet de directeur in dat geval ook niet ingaan op verzoeken om bepaald onderzoek te doen zoals het horen van getuigen of het bekijken van camerabeelden.
Ten overvloede stelt de klachtencommissie vast dat uit het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting niet blijkt dat klager en/of zijn advocaat hebben verzocht om de camerabeelden te bekijken of bij te houden.

M.b.t. de ordemaatregel (regimemutatie)
De klachtencommissie stelt vast dat de bestreden ordemaatregel werd genomen op basis van bepaald gedrag dat klager heeft gesteld. Zo uitte klager zowel fysieke als verbale agressie naar het personeel. Klager werd voor deze feiten ook tuchtrechtelijk gesanctioneerd (zie derde klacht).
De klachtencommissie is er niet van overtuigd dat de directie deze ordemaatregel met een bestraffende intentie heeft genomen. Het valt binnen haar discretionaire bevoegdheid om te bepalen dat het door klager gestelde gedrag niet verenigbaar was met een (verder) verblijf op een open sectie en hem daarom ook intern te muteren naar een gesloten sectie.
De vierde klacht is niet gegrond.

M.b.t. de afzetting van werk
Iedere geïndividualiseerde beslissing moet gemotiveerd zijn in de zin van artikel 8 van de Basiswet. De gedetineerde moet aan de hand van de motivering kunnen afleiden waarom de beslissing juist genomen werd.
In casu werd er geen schriftelijke beslissing tot afzetting van werk genomen. Uit de klacht en de verklaringen van klager op zitting blijkt dat hij weet dat hij zijn werk is verloren.
De klachtencommissie stelt vast dat klager dus op de hoogte was van de beslissing en van de redenen waarom die beslissing genomen is.
Om deze reden is de vijfde klacht niet gegrond.

M.b.t. het negatief advies
De adviezen die de directie overmaakt aan de SURB, kaderen in de “externe rechtspositie” van klager. In principe is de klachtencommissie hiervoor dan ook niet bevoegd.
Het is mogelijk dat een dergelijke klacht toch ontvankelijk is, met name wanneer de informatie in het advies van de directie verband houdt met de verantwoordelijkheden die de directie heeft op grond van de Basiswet. De klachtencommissie stelt in dit dossier niet vast dat dit het geval is.
De zesde klacht is niet-ontvankelijk.