Ga verder naar de inhoud

KC04/24-0021

Non fondée Irrecevable KC - Beveren Commission des plaintes Autre décision directeur Disciplinaire Pas de décision du directeur Mesure d'ordre
TUCHT - VERBODEN VOORWERPEN - VERBODEN SUBSTANTIES - REGIMEMUTATIE - ORDEMAATREGEL - VORMING - MEDISCH - BEVOEGDHEID

De klacht betreft 1) een tuchtbeslissing, 2) een ordemaatregel, 3) een gebrek aan medische zorgen en 4) een gebrek aan opleidingsmogelijkheden.


Wat betreft de tuchtbeslissing:
Klager werd tuchtrechtelijk gesanctioneerd voor het bezit van of de handel in door of krachtens de wet verboden voorwerpen of substanties en het niet naleven van de door het huishoudelijk reglement
voorgeschreven bepalingen. Uit de nota’s van de tuchtrechtelijke hoorzitting blijkt dat klager de feiten niet ontkent. De directie kon de tuchtrechtelijke inbreuk dus redelijkerwijze als bewezen beschouwen. Klager kreeg een tuchtsanctie opgelegd van 30 dagen ATV. Dit is de maximumsanctie. De tuchtsanctie is in elk geval dus wettelijk.
De klachtencommissie meent bovendien dat deze sanctie, hoewel streng, niet onredelijk is, gegeven de tuchtrechtelijke antecedenten van klager en het feit dat het ging om meerdere tuchtrechtelijke
inbreuken (drugs en de usb-stick).

Wat betreft de ordemaatregel:
De ordemaatregel is een beslissing van de directeur tot regimemutatie op basis van de gevonden verboden voorwerpen en substanties.
De directie baseert de ordemaatregel op het drugsbezit en -gebruik van klager. De klachtencommissie is van oordeel dat de directie op basis hiervan redelijkerwijze de beslissing tot regimemutatie kon nemen en zij aan haar motiveringsplicht heeft voldaan. De klachtencommissie stelt bovendien vast dat op de eerste pagina van het leefreglement van het
open regime te lezen staat dat indien de gedetineerde de pricipes van het open regime schendt, bijvoorbeeld door het oplopen van een tuchtinbreuk, dat dit een mutatie naar een meer gesloten regime betekent. Klager kon m.a.w. voorzien dat een ernstige tuchtinbreuk, zoals het betrapt worden met drugs, een regimemutatie tot gevolg kon hebben. Deze voorzienbaarheid draagt volgens de klachtencommissie bij aan de redelijkheid van de beslissing. Om deze redenen, is de klacht ongegrond. De bestreden beslissing blijft bestaan.

Wat betreft het gebrek aan medische hulp:
Uit de zitting van de klachtencommissie is gebleken dat klager om hulp heeft gevraagd aan de medische dienst, niet aan de directie. Klager heeft m.a.w. nooit melding gemaakt over zijn gebrek aan medische hulp aan de directie. De klachtencommissie kan dan ook niet anders dan vaststellen dat van de directie niet kon worden verwacht dat zij een beslissing nam om de rechten van klager/zijn menswaardige detentie te waarborgen. Er ligt m.a.w. geen verzuim of weigering om een beslissing te nemen van de directie voor, waartegen beklag kan worden ingediend.
De klacht is niet-ontvankelijk. De klachtencommissie kan deze klacht inhoudelijk niet beoordelen.

Wat betreft het gebrek aan opleidingsmogelijkheden:
Uit de zitting van de klachtencommissie is gebleken dat de directie samen met de onderwijsverantwoordelijken heeft bekeken wat mogelijk is in termen van het organiseren van nuttige opleidingen voor klager. In die zin maakt de uiteindelijke weigering een beslissing van de directie uit.
Bovendien schrijft artikel 76 van de Basiswet voor dat de penitentiaire administratie er zorg voor draagt dat aan de gedetineerde een zo ruim mogelijke toegang wordt verleend tot het geheel van vormingsactiviteiten die ter beschikking worden gesteld met het oog op zijn persoonlijke ontplooiing, op het zinvol doorbrengen van zijn detentietijd, en op het behoud of de verbetering van vooruitzichten op een geslaagde reïntegratie in de vrije samenleving. Er is aldus een beslissing voorhanden waartegen beklag kan worden ingediend. De klacht werd bovendien tijdig en in de juiste vorm ingediend. De klacht is ontvankelijk.

Uit de zitting van de klachtencommissie is weliswaar gebleken dat de directie wel degelijk moeite heeft gedaan om te bekijken met de onderwijsverantwoordelijken wat mogelijk is in termen van het
aanbieden van opleidingen aan klager. In dat opzicht meent de klachtencommissie dat de weigeringsbeslissing niet onredelijk is.
Om deze reden is de klacht niet gegrond.
Un dossier d'appel a été ouvert avec la référence BC/24-0130