Ga verder naar de inhoud

KC04/22-0038

Fondée KC - Beveren Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - TOEREKENBAARHEID - KWALIFICATIE INBREUK

De Klachtencommissie stelt vast dat op basis van de rapporten niet kan worden aangetoond wat klager heeft gezegd. Bovendien blijkt ook niet dat klager zou hebben gediscussieerd of geroepen. Het aanvullend rapport beschrijft immers hoe klager zeer kalm is gebleven. Er kan volgens de Klachtencommissie op basis van deze rapporten geen tuchtinbreuk ten aanzien van klager worden weerhouden. In de rapporten is er volgens de Klachtencommissie geen sprake van een bewezen tuchtinbreuk. Uit de motivering blijkt niet welk gedrag precies aan klager wordt verweten. Integendeel wordt er vooral melding gemaakt van spanningen op het open regime.
De directie weerhoudt de tuchtinbreuk van een schending van het huishoudelijk reglement, maar stelt niet welke bepaling klager geschonden zou hebben. De bepaling van het huishoudelijk reglement die artikel 106 van de Basiswet herneemt kan immers niet als grondslag dienen om als een soort van ‘vangnetbepaling’ om om het even welk gedrag, dat niet onder een van de andere tuchtinbreuken zoals bepaald in de wet kan ondergebracht worden, als tuchtinbreuk aan te merken. Anders oordelen zou strijdig zijn met het principe dat een gedetineerde tuchtrechtelijk niet gestraft mag worden voor andere inbreuken dan omschreven door de Basiswet (artikel 124 van de Basiswet) samengelezen met de specifieke tuchtinbreuk van de opzettelijke aantasting van de orde (artikel 129, 5° van de Basiswet). De directie dient specifiek te vermelden welke bepaling van het Huishoudelijk Reglement (anders dan artikel 106 van de Basiswet) niet is nageleefd. Zo niet, kan de tuchtinbreuk van het niet naleven van de bepalingen van het Huishoudelijk Reglement niet worden weerhouden. Gezien er geen sprake is van een bewezen tuchtinbreuk, is de tuchtbeslissing niet wettelijk opgelegd. De tuchtbeslissing moet vernietigd worden. De klacht tegen de tuchtbeslissing is gegrond.