Ga verder naar de inhoud

KC04/22-0019

Non fondée Fondée KC - Beveren Commission des plaintes Disciplinaire Mesure d'ordre
TUCHT - ORDEMAATREGEL - ARBEID - ONTSLAG - CELMUTATIE

De klacht is gericht tegen een tuchtbeslissing van 10 dagen ATV omwille van het bezit van of de handel in verboden substanties. De directie baseert zich voor de tuchtinbreuken op een rapport waarin een beambte schrijft in het rapport dat hij klager tijdens de wandeling een blokje zag verbranden met zijn aansteker en kleine stukjes hiervan zag steken tussen een sigaret. Deze sigaret heeft klager volgens het rapport doorgegeven aan een medegedetineerde die de sigaret heeft aangestoken. De tuchtbeslissing is o.a. gemotiveerd als volgt: “Op de vraag van de directeur of hij deze verboden substanties heeft verbrand of verkruimeld, wenst hij niet te antwoorden en geeft hij aan dat het zijn keuze is. Waaruit we kunnen concluderen dat hij het gebruik van verboden substanties niet ontkent.” De redenering die de directie in haar motivering maakt, schendt het verbod op zelfincriminatie. Klager wordt immers gehoord tijdens de zitting als verdachte en kan daarom niet verplicht worden om zichzelf te beschuldigen. De directie kan haar beslissing niet op die manier motiveren. Dit gedeelte van de motivering moet vernietigd worden. De directie kon zich wel op andere elementen baseren om de tuchtinbreuk aan klager bewezen te achten, waardoor zij de voormelde tuchtbeslissing kon opleggen aan klager. Het gedeelte van de tuchtbeslissing dat een schending inhoudt van het verbod op zelfincriminatie moet vernietigd worden.
Er is een ordemaatregel genomen waarbij klager wordt afgezet als wasserijmedewerker en moet muteren naar het gesloten regime. Klager verliest ook zijn plaats op de werkerslijst. De directeur kon, gelet op de bewezen geachte tuchtinbreuk uit het rapport klager afzetten uit zijn functie als wasserijmedewerker. Bij ordemaatregel beslist de directeur ook dat klager wordt gemuteerd naar het gesloten regime en zijn plaats verliest op de werkerslijst. De ordemaatregel moet niet in een bestraffend kader worden gesitueerd, maar in een veiligheidskader waarmee de goede werking van de instelling wordt verzekerd. De ordemaatregel is wettelijk, redelijk en billijk. De klacht gericht tegen de ordemaatregel is ongegrond.