Ga verder naar de inhoud

KC04/21-0043

Fondée KC - Beveren Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - ZORGVULDIGHEIDSPLICHT - BEWIJS - GETUIGEN

De klacht is gericht tegen een tuchtsanctie van 7 dagen ATV die werd opgelegd door de directeur wegens het stelen van een kabel van de cel van een medegedetineerde. Klager ontkent formeel dat hij de kabel heeft gestolen. Vooreerst merkt de Klachtencommissie op dat in het RAD niet wordt vastgesteld dat klager met een kabel de cel van de medegedetineerde verlaat. Enkel wordt op de camerabeelden vastgesteld dat klager in de cel van de medegedetineerde is geweest. Ten tweede is er geen celcontrole gedaan bij klager om na te gaan of de kabel zich in zijn cel zou bevinden. Ten derde heeft de directie na de tuchtzitting bijkomende inlichtingen verzocht omtrent het geschreven document dat klager neerlegde op de tuchtzitting, zonder dat zij klager over deze nieuwe informatie heeft geïnformeerd of gehoord. Indien de directie klager had laten reageren op de nieuwe informatie van de medegedetineerde omtrent het opgestelde document, had de directie zich gemakkelijk bij de kwartierchef kunnen bevragen van wie klager dit document zou hebben gekregen. De directie heeft dit echter nagelaten. Volgens de Klachtencommissie kan de directie de diefstal niet voor bewezen achten op basis van de overige voorliggende gegevens. De Klachtencommissie is van oordeel dat de directie onvoldoende zorgvuldigheid aan de dag heeft gelegd bij het beoordelen van het al dan niet bewezen karakter van de tuchtinbreuk voor wat betreft de diefstal. In geval van twijfel over de schuld, dient dit in het voordeel van de gedetineerde te worden opgevat. De directie kon klager derhalve wel schuldig bevinden op grond van een inbreuk van het Huishoudelijk reglement en hem hiervoor sanctioneren. De Klachtencommissie ziet echter geen reden waarom de sanctie voor klager onredelijk of onbillijk zou zijn en ziet geen reden om de sanctie te hervormen. De klacht is dus gegrond voor zover zij is gericht tegen de kwalificatie van wederrechtelijke ontvreemding van goederen als tuchtinbreuk.