Ga verder naar de inhoud

BC/22-0084

Fondée Beroepscommissie Commission d'Appel Disciplinaire
TUCHT - CAMERABEELDEN - ZORGVULDIGHEIDSPLICHT

Rapporten aan de directeur vormen voor de directie van de penitentiaire inrichting een belangrijke basis als bewijs voor een tuchtrechtelijke inbreuk. De directie kan er redelijkerwijze van uitgaan dat deze rapporten een correcte weergave zijn van de feiten, tenzij er overtuigende elementen worden aangevoerd die het tegendeel aantonen. Hoewel klager zegt dat hij zelf niet actief betrokken was bij het gevecht, spreekt zowel het RAD als de verklaring van de slachtoffers dit tegen. Hij brengt ook geen andere overtuigende elementen bij. Het RAD is duidelijk over de rol van klager in het gevecht, wat ook overeenkomt met de getuigenis van twee medegedetineerden en drie beambten.

De beroepscommissie volgt het argument van het inrichtingshoofd dat het in dit dossier niet vereist was om de camerabeelden te bekijken, rekening houdend met de voorliggende elementen. De directie beoordeelt vrij of dit nuttig of nodig is. Wanneer zij meent dat de weergave van de feiten in het RAD voldoende duidelijk is om de feiten als bewezen te verklaren, zal zij dit niet nodig achten en is zij dan ook niet verplicht om verdere onderzoeksdaden uit te voeren, zoals het horen van getuigen of het bekijken van camerabeelden. De beslissing is daarnaast degelijk gemotiveerd en ook de sanctie is redelijk.

Het beroep is gegrond.