TUCHT - GEINTERNEERDE - TOEREKENBAARHEID
Het beroepsschrift is gericht tegen de beslissing van de Klachtencommissie van Merksplas, betreffende een tuchtbeslissing waarbij 5 dagen ATV werden opgelegd.
De Beroepscommissie bevestigt dat men eerst moet nagaan of iemand wel verantwoordelijk geacht kan worden voor bepaalde feiten en of die persoon op het moment van het plegen van detuchtinbreuk wel herder en bewust was. Hoewel de directie uiteraard een goed zicht heeft op de dagelijkse gedragingen van de
geïnterneerde, is zij niet optimaal geplaatst om zelf in het kader van een tuchtprocedure te oordelen of de geïnterneerde op het moment van de inbreuk helder en bewust was. De directie is over het algemeen immers niet medisch of psychiatrisch geschoold. Bovendien acht de Beroepscommissie de combinatie van de rol als tuchtoverheid met de rol om te oordelen of de gedetineerde op het moment van de feiten al dan niet helder en bewust was, niet optimaal en zelfs delicaat. De Beroepscommissie is dan ook van oordeel dat een voorafgaande beoordeling door een psychiater omtrent de toestand van de geïnterneerde op het moment van het plegen van de tuchtinbreuk noodzakelijk is. Aangezien in dit dossier geen voorafgaande beoordeling gebeurde door een psychiater, kon de directie niet redelijkerwijze beslissen om de feiten toe te rekenen aan geïntimeerde.
Het beroep is ongegrond.
Het beroepsschrift is gericht tegen de beslissing van de Klachtencommissie van Merksplas, betreffende een tuchtbeslissing waarbij 5 dagen ATV werden opgelegd.
De Beroepscommissie bevestigt dat men eerst moet nagaan of iemand wel verantwoordelijk geacht kan worden voor bepaalde feiten en of die persoon op het moment van het plegen van detuchtinbreuk wel herder en bewust was. Hoewel de directie uiteraard een goed zicht heeft op de dagelijkse gedragingen van de
geïnterneerde, is zij niet optimaal geplaatst om zelf in het kader van een tuchtprocedure te oordelen of de geïnterneerde op het moment van de inbreuk helder en bewust was. De directie is over het algemeen immers niet medisch of psychiatrisch geschoold. Bovendien acht de Beroepscommissie de combinatie van de rol als tuchtoverheid met de rol om te oordelen of de gedetineerde op het moment van de feiten al dan niet helder en bewust was, niet optimaal en zelfs delicaat. De Beroepscommissie is dan ook van oordeel dat een voorafgaande beoordeling door een psychiater omtrent de toestand van de geïnterneerde op het moment van het plegen van de tuchtinbreuk noodzakelijk is. Aangezien in dit dossier geen voorafgaande beoordeling gebeurde door een psychiater, kon de directie niet redelijkerwijze beslissen om de feiten toe te rekenen aan geïntimeerde.
Het beroep is ongegrond.