Ga verder naar de inhoud

BC/21-0168

Non fondée Beroepscommissie Commission d'Appel Régime de sécurité particulier individuel
INDIVIDUEEL BIJZONDER VEILIGHEIDSREGIME - PROPORTIONALITEIT

Het beroep is gericht tegen de beslissing van de Directeur-generaal Penitentiaire Inrichtingen van omtrent een verlenging van een individueel bijzonder veiligheidsregime (IBVR).

Zoals blijkt uit de voorwaarden vermeldt in artikel 116 Basiswet gebeurt het opleggen of hernieuwen van een IBVR niet met een bestraffend oogmerk, maar vanuit veiligheidsoverwegingen. Uit het feit dat deze maatregelen worden opgelegd kan geen repressief karakter worden afgeleid. Wel moet men nagaan of er effectief
een concrete en voortdurende bedreiging van de veiligheid is. Hoewel er in deze casus geen sprake is van fysieke agressie, staat het wel vast dat er meermaals incidenten waren van een zeer uitgesproken en voortdurende verbale agressie en tegenwerking. Hieruit kan de Beroepscommissie tot een voortdurende bedreiging van de veiligheid besluiten.

De beslissing tot hernieuwing van een IBVR vereist een afweging van verschillende belangen, enerzijds het kunnen vrijwaren van de veiligheid binnen de gevangenis en anderzijds de toestand en de belangen van de gedetineerde. Het IBVR moet proportioneel zijn, zowel wat de duur als wat de omvang betreft.  Uit het voorstel van de directeur blijkt ook dat men eerst gepoogd heeft om de situatie onder controle te krijgen met bijzondere veiligheidsmaatregelen, hetgeen niet werkte. Pas hierna heeft men zich gewend tot een plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime. Dat toont volgens de Beroepscommissie aan dat het IBVR subsidiair werd opgelegd.

Aan de plaatsing in of de hernieuwing van een IBVR zijn ook enkele procedurele voorwaarden gebonden. De beslissing kan slechts worden hernieuwd op verzoek van de directeur na het voorleggen van een psychomedisch verslag en voor een periode van twee maanden. Uit het dossier blijkt dat ook de procedurele vereisten nageleefd zijn. 

Het beroep is ongegrond.