Ga verder naar de inhoud

BC/21-0065

Fondée Beroepscommissie Commission d'Appel Disciplinaire Mesure d'ordre
TUCHT - BEWIJS - VERMOEDEN VAN ONSCHULD - ORDEMAATREGEL -ARBEID - ONTSLAG - PUNTENSYSTEEM

Bij het beoordelen van het al dan niet bewezen zijn van de tuchtrechtelijk ten laste gelegde feiten, heeft de directie een discretionaire bevoegdheid. Zij kan zich hiervoor baseren op vaststaande feiten, maar ook op vermoedens of getuigenissen. Vaststellingen van personeelsleden, zoals rapporten aan de directeur, spelen hierbij een belangrijke rol. Ook in het geval van feiten gelinkt aan het bezit van verboden substanties zijn zulke vaststellingen van het personeel belangrijk, temeer gelet op de opleiding die zij hebben genoten en de ervaring die zij hebben opgebouwd in het herkennen van verboden substanties – zowel wat betreft het uitzicht als wat betreft de geur ervan.

De Beroepscommissie meent dat geurwaarneming een vaststelling is die op gelijke hoogte staat met andere zintuiglijke vaststellingen, zoals bijvoorbeeld vaststellingen gebaseerd op het uitzicht van de substantie. Deze vaststellingen kunnen evengoed een doorslaggevend element vormen als basis voor een tuchtbeslissing, zolang ze op een zorgvuldige wijze zijn gedaan. In dit dossier kan men besluiten dat de vaststelling correct en op een objectieve manier gebeurd is. Niet alleen werd de geurwaarneming door drie personeelsleden bevestigd, men heeft daaropvolgend ook een fouille en een celcontrole uitgevoerd, waarbij ook specifieke attributen gevonden werden. De Beroepscommissie herhaalt dat de gevangenisdirectie, naast deze zintuigelijke vaststellingen, over weinig andere middelen beschikt om het gebruik en bezit van verboden substanties vast te stellen. De directie kan niet zomaar overgaan tot urinetests, of heeft niet zomaar toegang tot de resultaten van een dergelijke test, indien deze wordt afgenomen door een arts. Dat de directie geen toxicologisch onderzoek heeft afgewacht en hiermee een mogelijk bewijsmiddel naast zich heeft neergelegd, wil niet zeggen dat de verklaringen van het personeel en de gevonden attributen geen rechtsgeldig bewijs zijn. Deze redenering geldt des te meer nu geïntimeerde geen overtuigende argumenten aanbrengt die gerede twijfel doen ontstaan over de vaststellingen en de ervaring in zulke dossiers van de beambten. Hij geeft wel aan dat de attributen gebruikt werden voor het roken van gewone tabak. Dit is echter niet aannemelijk, nu het gekend is dat dergelijke attributen specifiek gebruikt worden voor het gebruik van drugs. Bovendien werd de specifieke geur van marihuana ook op deze attributen waargenomen. Een bijkomend element waarmee de directie rekening kan houden bij haar beoordeling is het feit dat er reeds tuchtrechtelijke voorgaanden zijn voor het bezit van verboden substanties. De Beroepscommissie is van oordeel dat gelet op alle elementen de ten laste gelegde feiten redelijkerwijze als bewezen kon verklaren. De tuchtbeslissing vormt geen schending van het vermoeden van onschuld.

Geïntimeerde werkte voor de feiten als reservewerker in de keuken. Het wederzijds vertrouwen is essentieel om zulke functie te kunnen uitoefenen. Van zodra dit vertrouwen geschaad is, is deze functie niet meer geschikt. Nu de Beroepscommissie oordeelt dat de directie de inbreuk redelijkerwijze als bewezen kon verklaren, is de ordemaatregel tot afzetting van werk een begrijpelijk gevolg, aangezien dit een vertrouwensbreuk heeft veroorzaakt. Dat men een vertrouwensfunctie in dat geval niet meer als passend acht, wil niet zeggen dat geïntimeerde niet meer in aanmerking komt voor andere functies. De maatregel had niet tot doel om geïntimeerde zonder werk te laten, maar is wel ter bescherming van de orde en de veiligheid, waar de directie verantwoordelijk voor is.

Het puntensysteem is ingegeven door overwegingen om de goede orde en het goede klimaat in de gevangenis te bewaren en niet door de wil om de gedetineerde te straffen voor disciplinaire tekortkomingen. Het puntensysteem zoals toegelicht in de brochure basisregime vormt hiermee een essentieel instrument ter handhaving van de goede werking van het systeem van het gedifferentieerd regime, wat uiteindelijk in het belang is van de gedetineerde. Het puntensysteem bestaat om te bepalen of een gedetineerd terug naar het basisregime moet of in het open regime mag blijven. De Beroepscommissie wijst erop dat er nergens een recht wordt ontleend om te verblijven in een open regime. Het verblijf in dit regime is een gunst. De gedetineerde is dan ook niet in zijn rechten beperkt bij een overplaatsing naar het basisregime. De rechten van de gedetineerde zijn ook in het basisregime gewaarborgd.

Het beroep is ontvankelijk en gegrond.