Ga verder naar de inhoud

BC/21-0040

Non fondée Beroepscommissie Commission d'Appel Disciplinaire
TUCHT - CAMERABEELDEN - RECHT VAN VERDEDIGING - GETUIGEN

De Beroepscommissie oordeelt dat het bekijken van camerabeelden niet vereist is. De directie vrij of dit nuttig of nodig is. Wanneer zij meent dat de weergave van de feiten in het RAD voldoende duidelijk is om de feiten als bewezen te verklaren, zal zij dit niet nodig achten en is zij dan ook niet verplicht om getuigen te horen of om camerabeelden te bekijken. Appellant brengt geen concrete, noch overtuigende tegenindicaties aan waarom de directie zich niet enkel op het RAD kon steunen voor het nemen van haar beslissing. Het rapport werd bovendien ondertekend door twee andere penitentiair beambten, zodat het niet gaat om een getuigenis van één enkele beambte. Dat de andere beambten hierover geen aparte verklaringen hebben gedaan, doet hier geen afbreuk aan.
De Beroepscommissie oordeelt dat er geen sprake is van een schending van de rechten van verdediging. Uit de motivatie van de tuchtbeslissing blijkt duidelijk dat de directie zich heeft gebaseerd op het RAD en niet op camerabeelden. Nu er geen camerabeelden gebruikt zijn bij de beoordeling, zijn de rechten van verdediging niet geschonden door het niet delen van deze beelden . Het element dat aan de grondslag ligt van de tuchtbeslissing – namelijk de feiten zoals beschreven in het RAD – is tegensprekelijk gemaakt, zodat appellant op basis hiervan zijn verdediging kon laten gelden.
Tot slot treedt de Beroepscommissie de Klachtencommissie bij dat de tuchtbeslissing in overeenstemming is met de wet en eveneens rekening houdt met de redelijkheid en billijkheid. Het beroep is dus ongegrond.