Ga verder naar de inhoud

KC32/21-0074

Fondée KC - Turnhout Commission des plaintes Disciplinaire
TUCHT - GEÏNTERNEERDE - TOEREKENBAARHEID - MOTIVERING

De tweede component van artikel 144 §6 van de Basiswet, namelijk de vraag of de tuchtrechtelijke inbreuk ook aan de gedetineerde kan worden toegerekend, vraagt bijzondere aandacht indien de pleger van de inbreuk een geïnterneerde is. Overeenkomstig de communicatie van DG EPI d.d. 26 april 2021 dient elke directeur die een tuchtprocedure wenst te voeren ten aanzien van een geïnterneerde, wanneer hij op basis van alle info waarover hij beschikt van mening is dat de te vervolgen persoon verantwoordelijk is voor de door hem gepleegde inbreuken, deze afweging uitdrukkelijk op te nemen in de motivering van de tuchtbeslissing. De motivering van de tuchtbeslissing dient expliciet melding te maken van de elementen waaruit volgens de directie blijkt dat de gepleegde feiten aan de betrokken geïnterneerde kunnen worden toegerekend. Hoewel de directie, blijkens het advies dat aan de arts werd gevraagd en dat aan het verweerdossier werd toegevoegd, heeft stilgestaan bij het vraagstuk van de toerekenbaarheid van de feiten aan klager, maakt de motivering van de tuchtbeslissing hier, in weerwil van de hierboven aangehaalde communicatie van de Directeur-Generaal, op geen enkele manier gewag van. In die zin is de motivering dan ook niet in overeenstemming met de vereisten van artikel 8 j° artikel 144 §6, tweede lid van de Basiswet in samenhang gelezen met de instructie. De klacht is gegrond. De tuchtbeslissing wordt vernietigd.