Ga verder naar de inhoud

KC16/21-0043

Fondée KC - Leuven Centraal Commission des plaintes Mesure provisoire
VOORLOPIGE MAATREGEL - VERBODEN SUBSTANTIES - PROPORTIONALITEIT

De klachtencommissie stelt vast dat klacht is gericht tegen de voorlopige maatregel (VM) nadat er een RAD was opgesteld naar aanleiding van waargenomen wietgeur.
De directie moet bij de bepaling van een VM nagaan wat de graad van ernst is van de voorliggende feiten. Zij kan niet zonder meer de zwaarste voorlopige maatregelen opleggen waaronder in deze zaak het “verplicht verblijf in de toegewezen verblijfsruimte met uitsluiting van deelname alle gemeenschappelijke activiteiten”.

De klachtencommissie wijst erop dat de termen “ernstige” en “opzettelijke” aantasting wijzen op een zwaarder risico en dat de term “interne veiligheid” als volgt moet worden begrepen: “een toestand waarbij in de gevangenis de fysieke integriteit van personen gevrijwaard wordt en waarin roerende of onroerende goederen geen gevaar lopen van wederrechtelijke beschadiging, vernieling of ontvreemding”. Gelet op de negatieve fouillering op het lichaam en de eveneens negatieve celcontrole die voorafgingen aan het opleggen van de VM, kan bezwaarlijk worden gesteld dat er sprake is van een “ernstige en opzettelijke aantasting”. Bovendien is er ook geen sprake van enige fysieke agressie of aantasting van goederen, zodat ook de “interne veiligheid” niet in het bijzonder bedreigd werd. De directie kon op dat moment dan ook niet beslissen tot het nemen van deze voorlopige maatregel, te meer gelet op de negatieve urinecontrole.

De klacht is gegrond.